20.10.2.1 Algemene karakterisering
Verder lezen
1
De bepaling van plaats (plaatsbepaling; lokale bepaling) duidt aan:
- de plaats waar datgene wat in de zin wordt uitgedrukt zich afspeelt, ofwel
- de plaats waarheen of de plaats vanwaar een in de zin aangeduide zelfstandigheid zich beweegt.
In het tweede geval noemen we de bepaling van plaats
richtingsbepaling;
deze wordt behandeld
in
[20.10.2.3]. Bij de richtingsbepaling wordt nog een onderscheid
gemaakt tussen de 'richtingsbepaling-waarheen?' en de
'richtingsbepaling-vanwaar?'. Ter onderscheiding hiervan noemen we de
eerstbedoelde bepaling van plaats in deze subparagraaf
'plaatsbepaling-waar?'; deze
wordt behandeld
in
[20.10.2.2]. De 'plaatsbepaling-waar?' kan de bedoelde plaats zelf
aanduiden (situerend), of een
plaats die daarmee in verband staat
(relationeel).
2
Gewoonlijk is in een zin de aanwezigheid van een bepaling van plaats niet
verplicht. Bij enkele werkwoorden, bijv.
leggen
zetten
plaatsen
wonen
verblijven
zich
bevinden
, enz., is echter een 'plaatsbepaling-waar?' verplicht, behalve als de zin
een bepaling van hoedanigheid of een bepaling van gesteldheid bevat, of als
het werkwoord in een (eventueel impliciete) tegenstelling met een ander
werkwoord gebruikt wordt. Vergelijk:
Wel mogelijk zijn:
3Zie je die bungalow? Zó woont
Anton nou!
4Anton wóónt niet, hij
residéért.
5Leg die deken eens
recht.
6Jij
légt niet, jij vlíjt.
Een enkele keer is een richtingsbepaling verplicht, bijv. bij het werkwoord
zich begeven. Vergelijk:
Voor het al dan niet gebruiken van het lidwoord in bepalingen van plaats (
op kantoor
,
naar huis
) wordt verwezen naar(4.5.3, sectie 2, groep 5).
Literatuur
Interessante links
ANS
Taalportaal
Taaladvies
Versiegeschiedenis
versie | redacteur(en) | datum | opmerkingen |
2.1 | januari 2019 | Automatische conversie van ANS 2.0 | |
2.0 | W. Haeseryn, K. Romijn, G. Geerts, J. de Rooij, M.C. van den Toorn | 1997 |