9.5.1 Functies in de zin: adposities met voornaamwoordelijke bijwoorden
Adpositieconstituenten met een voornaamwoordelijk bijwoord als complement kunnen
allerlei functies in de zin vervullen. Ze kunnen bijvoorbeeld fungeren als
bepalingen van plaats, richting, tijd, middel, doel en causaliteit, als indirect
object en als voorzetselobject. Ook komen ze voor als zinsdeelstuk in een
nominale constituent, in de absolute met (of zonder)
constructie en als onderdeel van het gezegde ('loze' voornaamwoordelijke
bijwoorden).
Verder lezen
Als bepaling
Net zoals voorzetselconstituenten als bepalingen kunnen optreden, geldt dat ook
voor adpositieconstituenten met een voornaamwoordelijk bijwoord als complement.
Veel adposities die voor kunnen komen met een voornaamwoordelijk bijwoord als
complement, hebben een ruimtelijke betekenis. Ze kunnen dan ook goed dienst doen
als bepaling van plaats, zoals in (1), of als bepaling van richting, zoals in
(2).
Bepaling van plaats: daarop
of daar?
Verdieping
Bepaling van plaats: daarop
of daar?
De vormen die we voornaamwoordelijke bijwoorden noemen, komen ook
zelfstandig voor, zonder adpositie, als bijwoorden van plaats, zoals
er, daar en
waar. Die verwijzen naar een
globale locatie waar iets of iemand zich bevindt of waar iets gebeurt of
aan de hand is. Merk op dat we de adposities in (1) niet zomaar kunnen
weglaten. Dan krijgen we de zinnen in (i) hieronder, met de bijwoorden
van plaats er, daar en
waar:
Het resultaat is dat (ia) en (ib) niet goed te begrijpen zijn. Er in
(ia) lijkt terug te verwijzen naar de globale plaats in de grachten en de
vijvers en dat is geen plek waar vogels
kunnen zwermen: ze zwermen erboven.
Ook in (ib) is de adpositie tussenin cruciaal om te
begrijpen waar de drie donkere vlekken drijven. (ic) is op zich wel te
interpreteren, maar heeft een andere betekenis dan (1c): het toernooi
wordt gehouden op het kasteel, in plaats van ernaast.
De voorbeelden in (ii) en (iii) laten zien dat bijwoorden van plaats heel
soms wel een alternatief kunnen zijn voor een adpositieconstituent met
op of in en
een voornaamwoordelijk bijwoord. Dat gaat alleen als het
(voornaamwoordelijk) bijwoord verwijst naar een globale plaats, zoals
een website in (iia) of een tuin in
(iiia).
Zo gauw het voornaamwoordelijk bijwoord terugverwijst naar iets dat niet
zomaar als een globale locatie kan worden gezien, omdat het een object
is dat er niet de benodigde uitgestrektheid voor heeft, zoals een
kachel in (iva) of een tas in
(va), dan is alleen een bijwoord van plaats geen alternatief, ook al
gaat het om een ruimtelijjke relatie die we kunnen omschrijven door
middel van op of in.
Omgekeerd zijn er ook gevallen waarin alleen een bijwoord van plaats
mogelijk is, zoals in (vi)-(viii). Dat zijn gevallen waarin de precieze
ruimtelijke betekenis van het voorzetsel, in dit geval op en
bij, niet echt aan de orde is. In
zijn ruimtelijke betekenis geeft op een relatie aan van
contact met een oppervlak: in (iva) hierboven, bijvoorbeeld, rust de
ketel met de onderkant op de bovenkant van de kachel. Die relatie is
niet zo letterlijk aan de orde bij op de zolder in (vi) en
op een
kantoor in (vii): daarin duidt op
eerder een globale locatie aan waar iets plaatsvindt, wat het gebruik
van er of waar
geschikt maakt. Datzelfde geldt voor bij een garagebedrijf in
(viii).
Allerlei voorzetsels kunnen een tijdsrelatie uitdrukken, maar het zijn vooral de
adposities na en voor die met een voornaamwoordelijk
bijwoord gebruikt kunnen worden als bepaling van tijd.
Andere voorzetsels die ook temporeel gebruikt kunnen worden - denk bij voorbeeld
aan met
Pasen, tegen achten of om middernacht -
kennen geen variant met een voornaamwoordelijk bijwoord. We kunnen bijvoorbeeld
niet zeggen Ik kijk uit naar
Pasen, want daarmee ga ik een lang weekendje weg,
maar gebruiken dan het bijwoord dan. Een uitzondering hierop vormen
combinaties van waar met op of in, zoals in
Het was zo'n zondag
waarop alles en iedereen
in harmonie leek met zichzelf en Zes maanden is een periode
waarin je als regering
weinig concreets kan bewerkstelligen.
Andere voorbeelden van bepalingen met daarin een voornaamwoordelijk bijwoord zijn
die van middel, zoals waarmee in (4a), van doel, zoals
daarvoor in (4b), en van causaliteit,
zoals als gevolg
hiervan in (4c).
Als object
Naast de bepalingen zijn er ook nog andere typen zinsdelen waarin we
voornaamwoordelijke bijwoorden als complement van een adpositie aantreffen,
namelijk als indirect object en als voorzetselobject.
Het gebruik van dit soort adpositieconstituenten als indirect object is beperkt,
omdat voornaamwoordelijke bijwoorden meestal naar dingen in plaats van naar
personen verwijzen. In (5a) zien we een voorbeeld van waaraan als
meewerkend voorwerp, waarin waar verwijst naar een goed doel. In
(5b) staat een voorbeeld van daarvoor als belanghebbend voorwerp;
daar
verwijst dan naar een groot
gezin.
Als voorzetselobject worden deze adpositieconstituenten juist op grote schaal
gebruikt. Voorbeelden ervan staan in (6), waarin de adposities vaste voorzetsels
zijn bij een werkwoordelijk gezegde: schrikken van, vertrouwen op,
beschermen
tegen, leiden tot en terugdeinzen
voor:
Dit zijn voorbeelden van een werkwoordelijk gezegde dat uit een enkel
werkwoord bestaat, of een werkwoord met een hulpwerkwoord. Maar ook
werkwoordelijke gezegdes die bestaan uit een werkwoordelijke
uitdrukking, kunnen een voorzetselobject hebben met daarin een
voornaamwoordelijk bijwoord. Denk bijvoorbeeld aan Ieder mens heeft wel
ergens last
van, met het
voorzetselobject ergens
van bij de werkwoordelijke uitdrukking
last
hebben, en Ouders zonder partner staan
overal alleen
voor, met het
voorzetselobject overal
voor bij de werkwoordelijke uitdrukking
alleen
staan.
Daarnaast komen deze adpositieconstituenten ook voor als voorzetselobject bij een
naamwoordelijk gezegde, zoals in (7):
Er is hier ook een andere analyse mogelijk. In die analyse is hierbij
in (7a) geen voorzetselobject bij het naamwoordelijk gezegde gebaat
zijn, maar het complement van het bijvoeglijk
naamwoord gebaat. Hierbij
gebaat is volgens die analyse een
adjectivische constituent, met gebaat als kern en hierbij
als complement. Ook in (7b) vormt trots daarop dan een
adjectivische constituent, met de kern trots en
complement daarop. Ergens kampioen
in in (7c) is dan een nominale constituent,
met het zelfstandig naamwoord kampioen als kern en
ergens
in als complement.
Een bijzonder type voorzetselobject vinden we in (8), namelijk het voorlopig voorzetselobject, dat meestal
met het voornaamwoordelijk bijwoord er wordt gevormd.
Net als in (6) zijn de adposities hier vaste voorzetsels bij het werkwoord:
streven
naar, discussiëren over, zich ergeren
aan, zich
verbazen over en kiezen voor. In
het geval van het voorlopig voorzetselobject wordt de adpositie voorafgegaan
door er en
gevolgd door een bijzin. Bij streven naar hoort een bepaald doel,
dat in (8a) door de bijzin wordt uitgedrukt: dat deze optredens voor iedereen een feest
zijn. In plaats van dat we zeggen We streven naar dat deze optredens voor
iedereen een feest zijn, waarin de bijzin direct
als complement van het voorzetsel optreedt, gebruiken we 'alvast' het voorlopige
voorzetsel object ernaar, waarbij er
vooruitverwijst naar de inhoud van de bijzin.
Andere functies
Daarnaast vinden we adpositieconstituenten met daarin een voornaamwoordelijk
bijwoord ook als zinsdeelstuk in nominale constituenten, bijvoorbeeld als
complement van deel (9a) of als bepaling bij strip in (9b);
als onderdeel van de absolute met- of zonder-constructie, zoals in (10);
en als onderdeel van het werkwoordelijk gezegde, zoals in de werkwoordelijke
uitdrukking in (11), waarin er niet naar iets verwijst.
In België behoren ook de b-zinnen hieronder tot de standaardtaal; ze
komen vooral voor in informeel taalgebruik. Het gaat om absolute
constructies die beginnen met met of zonder,
gevolgd door een nominale constituent en een adpositieconstituent. In de
b-zinnen bestaat de adpositieconstituent uitluitend uit een adpositie,
bijvoorbeeld bij in (ib). De a-zinnen
laten zien wat standaardtalig is in het hele taalgebied in dit soort
gevallen, namelijk een adpositieconstituent die bestaat uit een
adpositie en een voornaamwoordelijk bijwoord als complement, zoals
erbij in (ia). De
adpositieconstituent geeft de locatie aan van de nominale constituent:
het briefje bevindt zich bij de duif in (ia) en bij het kindje in
(ib).
Overigens behoren de absolute constructies in (vi) tot de standaardtaal
in het hele taalgebied. In die gevallen is alleen een adpositie zonder
complement mogelijk. Hierin is de nominale constituent in de met-constructie steeds een
kledingstuk, of in ruimere zin iets dat gedragen kan worden, en de
adpositie geeft aan hoe dat ten opzichte van het lichaam gedragen
wordt.
Literatuur
Interessante links
ANS
Taalportaal
Taaladvies
Versiegeschiedenis
versie | redacteur(en) | datum | opmerkingen |
3.0 | Maaike Beliën | januari 2021 | |
2.1 | januari 2019 | Automatische conversie van ANS 2.0 | |
2.0 | W. Haeseryn, K. Romijn, G. Geerts, J. de Rooij, M.C. van den Toorn | 1997 | hoofdstuk 9,../../data/archief/ans2/e-ans/09/body.html; |