23.3.6 Echovragen
Verder lezen
Als degene aan wie een vraag gesteld wordt, deze vraag in enigszins andere vorm herhaalt,
hebben we te maken met een echovraag. Met een dergelijke vraag kan men te
kennen geven dat men de vraag waarop gereageerd wordt, niet goed verstaan heeft, maar men kan
er ook een zekere emotie, bijv. verbazing of geïrriteerdheid, mee uitdrukken. In de volgende
voorbeelden zijn de taaluitingen van gesprekspartner b echovragen:
1A: Moet ik dat doen? B: Of je dat
moet doen?
2A:
Wil je dat doen? B: Of ik dat wil doen?
3A: Heeft hij het gezien? B: Of hij
het gezien heeft?
4A: Wie heeft de wedstrijd gewonnen?
B: Wie de wedstrijd gewonnen heeft?
Zoals uit de voorbeelden blijkt, zijn echovragen zinnen met een achter-pv.
Echovragen die volgen op een ja/nee-vraag worden ingeleid door
of; een voornaamwoord
van de eerste persoon uit de oorspronkelijke vraag wordt in de echovraag
vervangen door een voornaamwoord van de tweede persoon, en omgekeerd.
Ook in een geval als het volgende, waarbij een vraag letterlijk herhaald
wordt, kan men van een echovraag spreken:
5A: Heeft hij dat met opzet gedaan? B:
(Tja, ) heeft hij dat met opzet gedaan? (Ik zou het niet
weten.)
Literatuur
Interessante links
ANS
Taaladvies
Dagenta
Taalportaal
Versiegeschiedenis
versie | redacteur(en) | datum | opmerkingen |
2.1 | januari 2019 | Automatische conversie van ANS 2.0 | |
2.0 | W. Haeseryn, K. Romijn, G. Geerts, J. de Rooij, M.C. van den Toorn | 1997 |