6 Het adjectief bijvoeglijk naamwoord
Adjectieven (bijvoeglijke naamwoorden)
drukken een eigenschap uit van iets of iemand. Voorbeelden
van adjectieven zijn
slimme,
jonge,
mooie,
prachtig
en nieuwe in
(1):
De voorbeelden in dit hoofdstuk komen uit het
Corpus
Hedendaags Nederlands , tenzij anders
aangegeven. Ten behoeve van de leesbaarheid zijn
sommige voorbeelden ingekort of op een andere
manier aangepast.
De adjectieven in (1) staan allemaal voor het zelfstandig naamwoord (substantief) waar ze een
eigenschap van uitdrukken. Het gaat in (1a) bijvoorbeeld over een
goochelaar die
slim is, en in (1b) over een
duif die
jong is. Adjectieven in deze
positie, voor een zelfstandig naamwoord, noemen we attributief gebruikt.
Soms worden adjectieven zelfstandig gebruikt, zoals de
schuingedrukte in (2). In die gevallen kan het adjectief (in
gedachten) aangevuld worden met een substantief, meestal uit
dezelfde of een voorgaande zin.
Een andere analyse is daarom dat deze
adjectieven, net als die in (1), attributief
gebruikt zijn, maar dan met een weggelaten of lege
kern. Zie bijvoorbeeld het Taalportaal .
In (2a) kunnen we
slechte
aanvullen met
dagen,
in (2b) dikke en
dunne
met asperges, en
in (2c)
negatieve
met reactie:Daarnaast kunnen adjectieven predicatief gebruikt worden, vooral als naamwoordelijk deel van het gezegde, zoals in (3a) en (3b), en als
bepaling van gesteldheid, zoals in (3c) en (3d):
We maken hier gebruik van de traditionele (en ruime) opvatting van de
bepaling van gesteldheid zoals beschreven in 20.9.1.
In (3a) en (3b) drukken de adjectieven een eigenschap uit van het onderwerp:
stomverbaasd in (3a) zegt
iets over mijn zus, en
wild in (3b) iets over
katten. In (3c) en (3d)
drukken de adjectieven juist iets uit over het lijdend voorwerp (direct object):
zijn haren in (3c) zijn
blond als gevolg van het
verven, en de affaire in (3d) is
schokkend en
weerzinwekkend in de
beleving van de spreker.
Een vierde manier waarop adjectieven gebruikt worden, is bijwoordelijk, zoals in (4):
Bijwoordelijk gebruikte adjectieven zeggen, anders dan die in (1)-(3), niet iets over een
zelfstandig naamwoord,
Of, in het geval van predicatief gebruik, over
een hele nominale constituent.
maar over een andere woordsoort. Het bijwoordelijk
gebruikte adjectief
prachtig
in (4a) zegt iets over het werkwoord
gedanst;
enorm
in (4b) zegt iets over het bijwoord
vaak;
en bijzonder en
onnodig
in (4c) zeggen iets over de adjectieven
lange
en
ontoegankelijk.Verder lezen
Vormkenmerken
Attributief gebruikte adjectieven krijgen meestal een buigings-e.
Dit geldt ook voor zelfstandig gebruikte
adjectieven.
De basisregel is dat een attributief gebruikt
adjectief altijd verbogen wordt, behalve bij een
het-woord
in het enkelvoud waar een onbepaalde determinator aan voorafgaat,
zoals een,
geen
en welk:Een ander belangrijk vormkenmerk van adjectieven is dat ze trappen van vergelijking kunnen
vormen, zoals
jong-jonger-jongst,
duur-duurder-duurst
en
moeilijk-moeilijker-moeilijkst.
Trappen van vergelijking zijn alleen mogelijk bij
gradeerbare adjectieven
,
namelijk adjectieven die een eigenschap uitdrukken
die in verschillende mate van toepassing kan zijn.
Relationele adjectieven,
bijvoorbeeld, zijn niet gradeerbaar en hebben dan
ook geen vergrotende of overtreffende trap.
De onverbogen vorm heet de stellende trap (of positief),
de vorm op -er is de vergrotende trap (of
comparatief) en die op -st is de overtreffende trap (of
superlatief).Adjectieven krijgen een buigings-s na
woorden als
iets,
niets,
niks,
allerlei,
wat,
veel,
weinig,
meer,
minder,
genoeg,
voldoende
en wat voor,
zoals in (7):
Tegenwoordige en voltooide deelwoorden kunnen ook als adjectieven gebruikt worden, zoals in
(8):
Soorten adjectieven naar hun betekenis
Op basis van hun betekenis kunnen adjectieven op verschillende manieren ingedeeld worden.
Zie bijvoorbeeld De Schutter (1968), Broekhuis
(1999, 2013), Heynderickx (2001) en ook de eerdere
versie van dit hoofdstuk in ANS2 .
We maken hier een indeling van adjectieven die
grofweg samenhangt met hun grammaticale mogelijkheden.Allereerst zijn er de kwalificerende adjectieven, die een
eigenschap uitdrukken van iets of iemand. Grammaticaal
gezien hebben deze adjectieven de meeste mogelijkheden. Ze
worden zowel attributief als predicatief gebruikt (9a-9b).
Ze kunnen meestal ook in de vergrotende of overtreffende
trap verschijnen (9c-9d). En ze zijn te modificeren met
bepalingen die de mate aangeven waarin de eigenschap geldt,
zoals heel of
erg
(9e).
Andere typen adjectieven hebben minder grammaticale mogelijkheden: ze worden alleen maar
attributief gebruikt (10a-10b), kunnen niet in de
vergrotende of overtreffende trap verschijnen (10c-10d), en
zijn niet te modificeren met bepalingen (10e). Dit geldt
voor de grote groep van relationele adjectieven, en een
aantal typen andere adjectieven. Relationele
adjectieven zijn afgeleid van een zelfstandig naamwoord en
leggen een verband tussen twee ‘entiteiten’ (personen,
zaken, begrippen). Een
buitenlandse
reis (10a), bijvoorbeeld,
wordt begrepen als een ‘reis
naar
het buitenland’.
Het adjectief als kern van de adjectivische constituent
Een adjectief vormt de kern van een adjectivische constituent. In (9e) bestaat de adjectivische
constituent uit de kern
vrolijk
en de (voor)bepaling
heel.
Voor meer informatie over de adjectivische constituent, zie
hoofdstuk 15.
Indeling van dit hoofdstuk
Literatuur
De Schutter 1968; Heynderickx 2001; Broekhuis 2013
Literatuur
Interessante links
ANS
Taaladvies
Dagenta
Taalportaal
Versiegeschiedenis
versie | redacteur(en) | datum | opmerkingen |
3.0 | Kathy Rys | november 2024 | Een tussentijdse versie van dit hoofdstuk werd van commentaar voorzien door Maaike Beliën, Thomas Haga, Priscilla Heynderickx en Jack Hoeksema. De verantwoordelijkheid voor de inhoud van dit hoofdstuk berust bij de redacteur(en). |
2.1 | januari 2019 | Automatische conversie van ANS 2.0 | |
2.0 | W. Haeseryn, K. Romijn, G. Geerts, J. de Rooij, M.C. van den Toorn | 1997 | hoofdstuk 6,../../data/archief/ans2/e-ans/06/body.html; |