30.3.2.3 Resultatieve complementen
Verder lezen
Resultatieve complementen zijn die elementen in de zin die het resultaat
aangeven van de activiteit die door het werkwoord wordt uitgedrukt, of op
een andere manier het eindpunt markeren van hetgeen door het werkwoord
wordt uitgedrukt. Ze kunnen derhalve terminatief aspect aan een zin
toevoegen. Enkele voorbeelden (de resultatieve complementen staan cursief):
1(Moeder) slaat het hooi
plat. (terminatief)
2(Vader) stampt de appels
tot moes. (terminatief)
3(Ellen) loopt de tuin
in. (terminatief)
4(Jan) brengt zijn kind
naar school. (terminatief)
In 1 wordt uitgedrukt dat het hooi
plat is ten gevolge van het 'slaan' van moeder en in
2 wordt uitgedrukt dat de appels
tot moes zijn geworden ten gevolge van het 'stampen' van vader (zie voor
dit soort gevallen
ook
[20.9.4]). In 3 en
4 wordt het eindpunt van het
gebeuren respectievelijk gemarkeerd door de tuin in en
naar school.
Het toevoegen van een resultatief complement komt veel voor. Het is niet
afhankelijk van de keuze van het werkwoord. Er is bijvoorbeeld geen
noodzaak om aan een werkwoord als lopen of zwemmen
een resultatief complement toe te voegen. Vergelijk:
Het toevoegen van deze complementen kent echter een semantische beperking.
Ze kunnen alleen toegevoegd worden aan werkwoorden met een dynamisch
karakter
(zie
[30.3.2.1]), zoals de voorbeelden in
7 t/m
9 demonstreren:
7(Marie) sloeg haar man
een blauw oog.
8(Thomas) maakte de auto
stuk.
9(De papegaai) schreeuwde het kind
wakker.
Statische werkwoorden (zie
hiervoor
[30.3.2.1]) kunnen niet gecombineerd worden met een resultatief
complement. Voorbeelden:
10(Zij)
haatte hem dood.uitgesloten
11(Hij)
voelde het ijs gesmolten.uitgesloten
Deze restrictie is verklaarbaar vanuit de semantische eigenschap die
statische werkwoorden hebben. Ze geven namelijk geen activiteit of proces
aan waarbij er sprake is van enige ontwikkeling, een verloop in de tijd, en
dat is nu juist noodzakelijk wil de toevoeging van een resultatief
complement mogelijk zijn. Het werkwoord moet een activiteit of proces
aanduiden met een bepaalde ontwikkeling die kan resulteren (dat wil zeggen
haar eindpunt kan vinden) in de toestand die door het resultatieve
complement genoemd wordt. In 10 is
de toevoeging van het resultatieve complement dus uitgesloten, omdat het
werkwoord haten een statisch werkwoord is en derhalve niet kan
resulteren in de toestand die door het resultatieve complement
dood genoemd wordt. Met andere woorden: 'hij' kan niet dood
zijn ten gevolge van 'haar' haten. Overeenkomstig kan in
11 het ijs ook niet gesmolten zijn
ten gevolge van het voelen van de persoon waar zijn naar
verwijst.
Literatuur
Interessante links
ANS
Taalportaal
Taaladvies
Versiegeschiedenis
versie | redacteur(en) | datum | opmerkingen |
2.1 | januari 2019 | Automatische conversie van ANS 2.0 | |
2.0 | W. Haeseryn, K. Romijn, G. Geerts, J. de Rooij, M.C. van den Toorn | 1997 |