1.1.2.2 Uitspraakkenmerken van het Surinaams-Nederlands
Surinaams-Nederlands bespreken we hier apart omdat daaronder zowel de variëteit
van het Nederlands kan worden verstaan die gesproken wordt in Suriname,
Zie De Kleine (2013).
als de variëteit die gesproken wordt door Surinaamse immigranten in Nederland.
Zie Muysken (2013).
In het laatste geval is er sprake van een
etnolect.Het Surinaams-Nederlands kent een complexe geschiedenis, die in 1667 begon toen
de oorspronkelijk Britse plantagekolonie Suriname in Nederlandse handen kwam, en
Nederlands er de officiële taal werd. Vanaf het begin werden er naast het
Nederlands een heleboel andere talen gesproken door het grootste deel van de bevolking.
Zie Charry, Koefoed & Muysken (1984) voor een overzicht van de
Surinaamse taalsituatie.
Deze meertalige omgeving heeft ertoe geleid dat het Surinaams-Nederlands
duidelijk afwijkt van het Europees Nederlands, zowel op het gebied van de
uitspraak en de woordenschat als op dat van de woord- en zinsbouw. Vooral het
Sranantongo, een creooltaal die reeds ten tijde van de Britse overheersing
(1654-1667) ontstond als communicatiemiddel tussen kolonisten en slaafgemaakten,
en veel woorden aan het Engels heeft ontleend, heeft veel invloed gehad op het
Surinaams-Nederlands. Na de afschaffing van de slavernij in 1863 was het
Nederlands niet langer uitsluitend de taal van de kolonisten. Vanaf het einde
van de 19e eeuw kwam er steeds meer tweetaligheid voor, met sprekers van het
Nederlands en een van de andere talen van Suriname, vooral Sranantongo. Vanaf
1876 werd lager onderwijs in het Nederlands verplicht. Als gevolg hiervan werd
het Nederlands voor het grootste deel van de bevolking de tweede taal. In 1975
werd Suriname onafhankelijk, maar de lokale regering bleef zich ook daarna
officieel richten op de continentale variëteit van het Nederlands. Tegenwoordig
is Nederlands nog altijd de officiële taal in Suriname, die in formele situaties
gebruikt wordt, en die in informele, dagelijkse situaties concurreert met het Sranantongo.
Zie Rys et al. (2019).
Vanaf ongeveer 1970 heeft er grootschalige migratie van Suriname naar
Nederland plaatsgevonden; ongeveer een derde van de totale bevolking van
Suriname heeft zich in Nederland gevestigd.
Zie De Kleine (2013: 845).
Tegenwoordig vormen mensen van Surinaamse origine de grootste etnische
minderheid in een aantal grote steden in het westen van Nederland.
Zie Muysken (2013: 745).
Aangezien er na de onafhankelijkheid in 1975 vooral mensen van de
Surinaamse elite naar Nederland vertrokken, van wie het Nederlands het dichtst
aanleunde bij het Europees Nederlands, werd de invloed van de Europese norm op
het Surinaams-Nederlands in Suriname na die tijd kleiner, en konden er zich een
aantal belangrijke taalveranderingen voltrekken.
Zie Den Besten & Hinskens (2005: 285-287), De Kleine (2013: 845).
Op het gebied van de fonologie zijn er een aantal opvallende verschillen tussen
het Europees Nederlands en het Surinaams-Nederlands. De eerste studie die een
aantal van die uitspraakverschillen belichtte, is Charry (1984). Door middel van
een attitudeonderzoek onder 16 proefpersonen uit Suriname toont deze studie aan
dat de Surinaamse uitspraaknorm een hoger prestige heeft dan de zogenaamde
‘Hollandse’ uitspraak die men ook wel bakra-uitspraak noemt. De drie
fonologische kenmerken die in de studie van Charry (1984: 139) genoemd worden,
zijn
- de Surinaams-Nederlandse geronde,
bilabiale (in feite een bilabiaal-velaire)
w
vs. de Europees Nederlandse (meer specifiek Nederlands-Nederlandse)
labiodentale
ʋ;
Charry (1984: 158) betoogt dat de typisch Surinaams-Nederlandse bilabiale w onder Nederlanders het sterkst gestigmatiseerd is, terwijl de ‘Hollandse’ R (uvulaire of huig-r) dan weer onder Surinamers het meest gestigmatiseerd is. Verder toont deze studie aan dat jongeren zich meer dan ouderen aanpassen aan de Nederlands-Nederlandse uitspraaknorm, en hoger opgeleiden meer dan lager opgeleiden.
- de Surinaams-Nederlandse Х, die minder gespannen en minder naar achteren wordt gearticuleerd dan de (Nederlands) Nederlandse uvulaire en (vaak) schraperige Х;
- de Surinaams-Nederlandse tongpunt-r (alveolaire
trilklank) vs. de (Nederlands) Nederlandse
R (huig-r).
In 1984 was de huig-r blijkbaar de meest in het oog springende variant in het Nederlands-Nederlands, terwijl dat tegenwoordig de approximante r is.
Daarnaast heeft het Surinaams-Nederlands de volgende kenmerken:
- het ontbreken van de stemhebbende tegenhangers van
f
en s;
Het Surinaams-Nederlands heeft dus een nog verder doorgedreven verstemlozing van stemhebbende fricatieven dan het Nederlands-Nederlands.
- het weglaten van woordfinale t in medeklinkerclusters;
- gespannen klinkers zijn korter in het Surinaams-Nederlands, vooral wanneer ze op het einde van een lettergreep voorkomen;
- een gerondere uitspraak van de klinker
a.
Zie De Kleine (2013: 842); vergelijk Hinskens (2018).
Het Surinaams-Nederlands als etnolect heeft behalve de bilabiaal-velaire
w en
de verstemlozing van de stemhebbende fricatieven, ook nog als kenmerk een licht
genasaleerde ɛ
vóór nasale medeklinkers (bijv. in
mens
mɛ͂ns).
Muysken (2013: 745).
Literatuur
Charry (1984), Charry, Koefoed & Muysken (1984), Den Besten &
Hinskens (2005), De Bies (2009), De Kleine (2013), Muysken (2013),
Hinskens (2018), Rys et al. (2019).
Verder lezen
Literatuur
Interessante links
ANS
Taalportaal
Taaladvies
Versiegeschiedenis
versie | redacteur(en) | datum | opmerkingen |
3.0 | Kathy Rys | november 2020 | |
2.1 | januari 2019 | Automatische conversie van ANS 2.0 | |
2.0 | W. Haeseryn, K. Romijn, G. Geerts, J. de Rooij, M.C. van den Toorn | 1997 | hoofdstuk 1,../../data/archief/ans2/e-ans/01/body.html; |