1.8.7 Niet-fonologische spellingconventies
Spelling wordt niet alleen gebruikt om de fonologische vorm van woorden weer te
geven. Er zijn ook conventies die syntactische en semantische informatie
weergeven.
Het begin van een zin wordt gemarkeerd door de eerste letter van het eerste woord
met een hoofdletter weer te geven, en het einde van een zin wordt gemarkeerd
door een punt. De interne geleding van een samengestelde zin of woordgroep kan
worden weergegeven door komma’s tussen de samenstellende delen te plaatsen. Met
die komma’s corresponderen wel mogelijke locaties voor een pauze in de
uitspraak.
In de spelling van het Nederlands worden spaties gebruikt om woorden van elkaar
af te grenzen. Het gebruik van spaties is primair gebaseerd op het grammaticale
begrip ‘woord’, het woord als morfologische en syntactische eenheid. Een
samenstelling bestaat uit meer dan één prosodisch woord,
maar de spaties worden gebruikt om woorden in grammaticale zin af te bakenen.
Een woord als rijksmuseum is één
grammaticaal woord, ook al bestaat het uit twee prosodische woorden,
rijks en
museum. Daarom moet het
gespeld worden zonder interne spatie. Bij veel taalgebruikers bestaat echter de
neiging om samenstellingen toch met een interne spatie te schrijven. Het is
immers niet voor iedere taalgebruiker gemakkelijk om in ieder geval te bepalen
of een reeks woorden een woord of een woordgroep is, omdat woorden uit meer dan
één prosodisch woord kunnen bestaan, en in dat opzicht lijken op woordgroepen.
Mogelijk is er ook invloed van het Engels, dat veel samenstellingen, vooral de
wat langere, spelt met een interne spatie.
Het onderscheid tussen woord en woordgroep is gecompliceerd in het geval van
scheidbaar samengestelde werkwoorden. Omdat een werkwoord als
aanvallen scheidbaar is in hoofdzinnen, kan dit werkwoord syntactisch
gezien niet worden opgevat als één woord. Toch vereist de spelling van het
Nederlands dat in een bijzin aan en vallen aan elkaar worden
geschreven als ze naast elkaar staan:
In de zinnen (1b) en (1d) vormt de woordreeks aan + vallen een
nauwe syntactische eenheid, wat weerspiegeld wordt door de spelling van deze
woordcombinatie zonder interne spatie. Dit verschil zien we ook in het
scheidbaar samengestelde werkwoord ademhalen tegenover de woordgroep
adem krijgen:
De nauwe syntactische band tussen
adem en
halen blijkt uit het feit
dat hier het ontkennend woord niet
voor werkwoorden kan worden gebruikt, terwijl
geen moet worden gebruikt
bij het aparte zelfstandig naamwoord
adem dat fungeert als lijdend
voorwerp in adem krijgen.
Spatiegebruik is dus in hoofdzaak geen fonologische, maar een morfologische en
syntactische kwestie.
Zie Booij (2010: hoofdstuk 5) en Booij & Van Santen (2017: hoofdstuk
8).
Bij clitische vormen van voornaamwoorden wordt die clitische status soms
gemarkeerd door een apostrof:
3Dat zal ’k wel
doen
Ik zal ’t wel
doen
’s Ochtends werd hij
gebeld
’s-Gravenhage
De prosodische band tussen het clitische woord en gastwoord wordt weergegeven
door een liggend verbindingsstreepje in het geval van het clitisch voornaamwoord
ie:
4Ik hoop dat-ie
komt
Het gebruik van hoofdletters aan het begin van woorden heeft ook een semantische
functie, het markeren van namen. Dat geldt bijvoorbeeld voor persoonsnamen,
familienamen, geografische namen, namen van bedrijven en instellingen, en namen
van abstracte entiteiten zoals commissies en regelingen. In namen die uit
woordgroepen bestaan worden alleen woorden van lexicale
categorieën van een hoofdletter voorzien. Bij afkortingen worden die
hoofdletters gehandhaafd:
5Partij van de Arbeid
/PvdA
Universiteit van
Amsterdam /UvA
Een bijzonder gebruik van hoofdletters is dat om eerbied uit te drukken. Zo
worden niet alleen woorden als God en Allah doorgaans met een
hoofdletter geschreven, maar soms ook andere woorden die naar God verwijzen. Een
voorbeeld is de volgende zin uit de Bijbel (Psalm 44: 5), die respectievelijk in
de Statenvertaling, de vertaling van het Nederlands Bijbelgenootschap van 1951,
en in de Nieuwe Bijbelvertaling als volgt wordt gespeld:
Een tweede voorbeeld is de beginregel van Mattheus 10, uit dezelfde drie
Bijbelvertalingen:
De vertalingen verschillen dus in de mate van gebruik van zogenaamde
eerbiedskapitalen. Opmerkelijk is met name het gebruik van
hoofdletters voor voornaamwoorden in de oudere vertalingen.
Literatuur
Interessante links
ANS
Taalportaal
Taaladvies
Versiegeschiedenis
versie | redacteur(en) | datum | opmerkingen |
3.0 | Geert Booij | september 2020 | |
2.1 | januari 2019 | Automatische conversie van ANS 2.0 | |
2.0 | W. Haeseryn, K. Romijn, G. Geerts, J. de Rooij, M.C. van den Toorn | 1997 | hoofdstuk 1,../../data/archief/ans2/e-ans/01/body.html; |