21.3.5.2 Het eerste deel van een gesplitst voornaamwoordelijk bijwoord
Verder lezen
Voornaamwoordelijke bijwoorden komen ook gesplitst voor (zie
hierover
[8·7·4]). In plaats van een heel voornaamwoordelijk bijwoord kan in
dat geval ook alleen het
eerste stuk op de eerste zinsplaats staan. Het tweede stuk
van het voornaamwoordelijk bijwoord staat dan achteraan in het middenstuk
(zie
[21·5·2·2]).
Voorbeelden van voornaamwoordelijke bijwoorden met
vragende en
aanwijzende functie in
respectievelijk de ongesplitste en de gesplitste vorm zijn:
Vragende voornaamwoordelijke bijwoorden met als tweede lid
naartoe, heen, langs of
vandaan kunnen niet of nauwelijks in hun geheel op de eerste
zinsplaats voorkomen. Splitsing is dan met andere woorden (nagenoeg)
verplicht. Vergelijk:
Zie voor meer
voorbeelden
[8·7·4/2].
Het eerste stuk van een gesplitst vragend voornaamwoordelijk bijwoord staat
overigens verplicht op de eerste zinsplaats. Het eerste stuk van een
gesplitst aanwijzend voornaamwoordelijk bijwoord kan ook andere plaatsen in
de zin innemen. Zie verder bij het middenstuk
(
[21·4·2]).
Ook het eerste stuk van een voornaamwoordelijk bijwoord dat betrekking
heeft op een zinsdeel verderop in de zin (vergelijk de gevallen
in
[21·3·2·1/i5]), kan voorop staan. In voorbeeld
5 heeft het bijwoord betrekking op
de naamwoordelijke constituent een groot deel met de
functie van lijdend voorwerp.
Literatuur
Interessante links
ANS
Taalportaal
Taaladvies
Versiegeschiedenis
versie | redacteur(en) | datum | opmerkingen |
2.1 | januari 2019 | Automatische conversie van ANS 2.0 | |
2.0 | W. Haeseryn, K. Romijn, G. Geerts, J. de Rooij, M.C. van den Toorn | 1997 |