20.1.3.3.1 Een adjectivische constituent
Verder lezen
Adjectieven die als (kern van een) naamwoordelijk deel dienst doen, hebben
altijd de onverbogen vorm (met als uitzondering (on)voldoende,
bijv. dat is (on)voldoende; vergelijk met de deelwoorden
onder 2). Zowel de stellende als de vergrotende en de
overtreffende trap kunnen deze functie vervullen. Voorbeelden van
adjectivische constituenten als naamwoordelijk deel zijn:
1Jan is
tenger.
2Het gat wordt steeds
groter.
3Maria is het
liefst.
4Carla blijft erg
klein.
Deelwoorden die als adjectief gebruikt kunnen worden, kunnen ook als
naamwoordelijk deel functioneren, bijv.:
5De muur leek wel
behangen, maar hij was in feite
geschilderd.
Dikwijls kan hetzelfde woord als deelwoord in een werkwoordelijk gezegde en
als adjectief in een naamwoordelijk gezegde functioneren. Vergelijk de twee
volgende zinnen:
6Ik hoorde dat hij gisteren
getrouwd is. (werkwoordelijk
gezegde)
7Ik wist niet dat hij
niet getrouwd was. (niet getrouwd
= 'ongetrouwd'; naamwoordelijk gezegde)
Een aantal adjectieven kunnen niet als naamwoordelijk deel gebruikt worden,
bijv. de stofadjectieven. Zie
hiervoor
[6.3.2.1].
Literatuur
Interessante links
ANS
Taalportaal
Taaladvies
Versiegeschiedenis
versie | redacteur(en) | datum | opmerkingen |
2.1 | januari 2019 | Automatische conversie van ANS 2.0 | |
2.0 | W. Haeseryn, K. Romijn, G. Geerts, J. de Rooij, M.C. van den Toorn | 1997 |