29.3.3 Niet versus
geen,
niemand versus niet
iemand
Zinsnegatie wordt vaak door het zinsbijwoord niet uitgedrukt, maar in andere
gevallen door een lidwoordachtig element als geen of door een voornaamwoord als
niemand. Wat bepaalt de keuze? En soms
gebruiken we toch niet
een in plaats van
geen, of niet iemand in
plaats van niemand. Wanneer is dat,
en wat zijn de betekenis- en gebruiksverschillen als er twee varianten mogelijk
zijn?
Verder lezen
Algemene tendensen
In het algemeen staat de negatie zo vroeg mogelijk in de zin. Als een zin een
onbepaalde zelfstandignaamwoordgroep (met een of zonder lidwoord) of een andere
onbepaalde uitdrukking (bijvoorbeeld ooit of ergens) bevat,
dan wordt de negatie daarop uitgedrukt (wat resulteert in
nooit en
nergens). Zo zijn de
(b)-voorbeelden hieronder de (meest neutrale) ontkenningen van de
(a)-voorbeelden erboven:
Deze voorkeur voor negatieve zinsdelen betekent niet dat de combinatie van
niet plus het onbepaald
lidwoord een of een ander onbepaald
woord zoals iemand of
ergens helemaal onmogelijk
is: naast (4b) is ook (5) een manier om de ontkenning van (4a) uit te
drukken:
5Ik heb mijn fiets niet ergens laten
staan.
De keuze voor een bijzondere vorm (niet
ergens in plaats van
nergens) brengt vaak echter
wel een bijzondere betekenis teweeg: (5) is alleen te interpreteren als een
geval van radicale ontkenning, waarmee een
suggestie of vooronderstelling dat ik mijn fiets ergens heb laten staan van de
hand gewezen wordt. Op vergelijkbare wijze ligt bij (6), waarin de negatie wordt
uitgedrukt met niet in plaats van
met niemand zoals in (1b), een
bijzondere interpretatie (er is één specifiek persoon die
het niet op mijn fiets voorzien heeft) voor de
hand:
6Iemand heeft het niet
voorzien op mijn fiets
Er zijn nog andere, deels niet goed begrepen, factoren die een rol spelen bij de
keuze tussen geen (enzovoort) of
niet plus
een: geen is
bijvoorbeeld in het algemeen niet mogelijk als de onbepaalde
zelfstandignaamwoordgroep deel is van een voorzetselconstituent, of als die een
specifieke lezing heeft:
7*Ik houd van
geen kaas.uitgesloten
8?Er staat een fiets
niet in de gang.twijfelachtig
9Er staat een fiets
niet in de gang - is Machteld nog
niet
thuis?specifieke
lezing
Soms kan een zin op verschillende manieren negatief gemaakt worden, in andere
gevallen is er maar één mogelijkheid, in weer andere gevallen corresponderen
verschillende manieren van uitdrukken met verschillende betekenissen. Beide
varianten (die met niet en die met
geen) zijn bijvoorbeeld
mogelijk bij zelfstandignaamwoordgroepen met een categoriale lezing (10), en NPs
met een nadere bepaling (11):
Een + onderliggende
negatie = geen?
Verdieping
Een + onderliggende
negatie = geen?
Er is een traditie om vormen als
geen en
niemand op te
vatten als het resultaat van samensmelting van
een onderliggende negatie met een tot geen,
met iemand tot niemand, met iets
tot niets, met ergens tot nergens en met ooit
tot nooit. Deze redenering leidt
evenwel gemakkelijk tot circulariteit. Volgens dezelfde redenering
immers moet zonder dan ontstaan zijn
uit niet
met, zelden misschien wel uit
niet
vaak, dichtbij uit niet ver
van, slecht voor niet
goed. Maar zou
vaak dan niet
opgevat moeten worden als niet
zelden?
- het element niet is gebruikelijker bij
een onbepaalde naamwoordelijke groep naarmate die een uitvoeriger
bepaling bevat:
- De vorm niet is verplicht als het
ontkende element een meervoudig lijdend voorwerp is op de eerste
zinsplaats, of een stofnaam:
- Op vaste uitdrukkingen na, treffen we zelden geen aan
in voorzetseluitdrukkingen:
In België komt geen soms ook voor in
voorzetselgroepen, een gebruik dat in Nederland beperkt is tot vaste
uitdrukkingen (zie hierboven). De status van het verschijnsel in het
Belgisch-Nederlands is onduidelijk.
17Wie een afspraak maakt bij de
dokter, maar over geen openbaar vervoer, kinderen, vrienden of
familie beschikt, kan een beroep doen op de vrijwilligers van het
Minder Mobielen Vervoer.
in BN: ST?
Deze constructie komt geregeld voor in
standaardtalige contexten in het Belgisch-Nederlands. Het is
echter op basis van de beschikbare gebruiksdata niet duidelijk
of ze tot de standaardtaal behoort.
De Standaard
Onbepaalde zelfstandige naamwoordgroepen met
enkel(e) hebben hun
eigen systematiek. Ze kunnen bijvoorbeeld gemakkelijker in
voorzetselgroepen voorkomen:
18Ik houd van geen
enkele kaas.
19Wie over geen
enkel openbaar vervoer beschikt ...
Iets vergelijkbaars geldt wellicht ook voor zelfstandige naamwoordgroepen
met ander(e), vergelijk:
20Ik heb de stukken
bestudeerd en ik kan tot geen andere conclusie
komen.
21In geen andere
literatuur dan de Japanse is zelfmoord een zo belangrijk
thema.
In vraagzinnen
Verplaatsen en integreren met 29.5? [we laten hem hier
staan]In vraagzinnen correspondeert verschil in uitdrukken
van de negatie in het algemeen met betekenisverschil. De negatie kan bij
ja/nee-vragen immers een afwijkende functie hebben: bevat de vraag een
ontkennend woord, dan ontkent de spreker of schrijver daarmee in veel gevallen
niet de inhoud van de zin, maar geeft hij juist te kennen dat hijzelf denkt of
vermoedt, dat wat hij vraagt in werkelijkheid het geval is.
Zie hiervoor ook 29.3.2 Negatie en zinstype.
Met de vraag Is dat geen
groot verschil? geeft de spreker of schrijver
aan, dat hijzelf van mening is dat het juist wel een groot verschil is. Bevat de
vraag nu een onbeklemtoond ontkennend woord, dan wordt daarmee geanticipeerd op
een bevestigend antwoord. De spreker of schrijver denkt dat ook de hoorder of
lezer van mening zal zijn dat het een groot verschil is. Bevat de vraag een
beklemtoond ontkennend woord, dan anticipeert de spreker of schrijver juist op
een ontkennend antwoord. Hij gaat ervan uit dat de hoorder of lezer niet zijn
mening deelt.Literatuur
Klooster (2001), Paardekooper (1986), Broekhuis (Taalportaal) , Zwarts (1981), Leys (2001)Van der Wouden (1988), Seuren (1976), Kraak (1966), Hoeksema
(2005)
Literatuur
Interessante links
ANS
Taalportaal
Taaladvies
Versiegeschiedenis
versie | redacteur(en) | datum | opmerkingen |
3.0 | Ton van der Wouden | januari 2021 | |
2.1 | januari 2019 | Automatische conversie van ANS 2.0 | |
2.0 | W. Haeseryn, K. Romijn, G. Geerts, J. de Rooij, M.C. van den Toorn | 1997 | hoofdstuk 29,../../data/archief/ans2/e-ans/29/body.html; |