28.3.3.4 Het imperfectum en het plusquamperfectum bij werkwoorden die 'denken'
of 'zeggen' betekenen
Verder lezen
Bij werkwoorden die 'denken' of 'zeggen' betekenen is bij gebruik van het
imperfectum de grens tussen modaal en niet-modaal gebruik niet altijd
volkomen duidelijk. In de zin
1Ik dacht dat
je ziek was.
is het imperfectum niet modaal maar temporeel gebruikt, als die wordt
uitgesproken door iemand die de vorige dag tegen zijn gesprekspartner
gezegd heeft Ik denk dat je ziek bent. Is die
gesprekspartner de volgende dag inderdaad ziek, dan kan het volgende
gesprek ontstaan:
2A: Ik ben ziek.
Dacht jij dat gisteren al niet? B: (Ja), ik
dacht (gisteren al) dat je ziek
was.
Is iemand echter 's morgens om negen uur niet op zijn werk, maar komt hij
om tien uur, kennelijk gezond, toch binnen, dan kan iemand anders eveneens
zin 1 gebruiken. Strikt genomen is
ook hier een temporele interpretatie mogelijk ('tot dit ogenblik (dus vóór
het spreekmoment) dacht ik dat je ziek was'), maar in feite wil de spreker
de niet-werkelijkheid van het ziek zijn uitdrukken ('je bent dus niet
ziek').
Met dezelfde modale functie, zonder dat de werking zoals in de gevallen
in
[28.3.3.2]
en
[28.3.3.3] vóór het spreekmoment hoeft te liggen, kan het
plusquamperfectum gebruikt worden. Zin
1 is wat het modaliteitsaspect
betreft synoniem met 2:
In gevallen als 2 is de temporele
interpretatie onmogelijk, omdat de voor het plusquamperfectum vereiste
tijdsverhouding w - r - s afwezig is
(zie
[2.4.8.8/i]). Vergelijk ook:
Deze modale functie van het imperfectum en het plusquamperfectum houdt in
dat de niet-werkelijkheid van dat wat gedacht of gezegd is, wordt
uitgedrukt, vaak met een emotionele bijklank (verwondering, opluchting,
teleurstelling, enz.). Voorbeelden (bij de zinnen met een imperfectum is
ook een niet-modale interpretatie mogelijk):
5A: Ik kan morgen niet komen. B: En
je zei dat je kwam.
6A: Ik kan je dat geld niet geven.
B: En je had het
beloofd!
7(Tegen late bezoekers: ) De deur
zit al op het nachtslot. We hadden jullie niet meer
verwacht. (= 'We dachten dat
jullie niet meer zouden komen, en nu komen jullie toch
nog.')
8Het
regent nog flink en ik heb geen jas bij me. Ik hoopte
dat het op zou klaren!
Voor het gebruik van de werkwoordstijden in de van denken,
zeggen enz. afhankelijke bijzinnen:
zie
[2.4.8.11].
Literatuur
Interessante links
ANS
Taalportaal
Taaladvies
Versiegeschiedenis
versie | redacteur(en) | datum | opmerkingen |
2.1 | januari 2019 | Automatische conversie van ANS 2.0 | |
2.0 | W. Haeseryn, K. Romijn, G. Geerts, J. de Rooij, M.C. van den Toorn | 1997 |