6.4.1.3 Gebruik van de verbogen en de onverbogen vorm: speciale regels en
twijfelgevallen
Verder lezen
1
In afwijking van de
hoofdregels
[6.4.1.2] wordt de vorm zonder -e bovendien gebruikt na
het in verbindingen die als een eenheid opgevat kunnen worden,
waaronder allerlei min of meer officiële benamingen, zoals:
het handelend
voorwerp, het
bijvoeglijk naamwoord,
het groot
seminarie, het
Groot Begijnhof (te Gent),
het gerechtelijk
dossier, het
kort geding,
het doctoraal
examen, het
centraal comité,
het Algemeen
Nederlands, het
Openbaar Ministerie,
het Koninklijk Besluit
(versus: het koninklijke besluit = letterlijk door
de koning(in) zelf uitgevaardigd besluit),
het Nederlands
Openluchtmuseum, Het
Nederlands Toneel Gent,
het Centraal Schriftelijk
Examen, het
Oudheidkundig Museum.
In het meervoud is evenwel de verbogen vorm (met -e) de meest
gewone, bijv.:
de bijvoeglijke
naamwoorden, de
handelende voorwerpen,
de gerechtelijke
dossiers,
zeker als aan het adjectief geen ander woord meer voorafgaat, bijv. aan het
begin van een zin: Bijvoeglijke naamwoorden zijn
(...). Onverbogen blijft wél:
de groot
seminaries.
Een adjectief dat nog vóór dergelijke min of meer vaste combinaties staat,
wordt gewoon verbogen, bijv.:
het kostbare Delfts
aardewerk, het
nieuwe Kunsthistorisch
Museum, het
vorige economisch
kernkabinet, het
uitgebreide dagelijks
bestuur.
2
Verder wordt de onverbogen vorm van het adjectief meestal ook gebruikt in
officieel vastgelegde titels die in hun geheel een bepaalde functie of
bevoegdheid of een bepaald beroep aanduiden, zoals:
de buitengewoon gezant en gevolmachtigd
minister, een
plaatsvervangend kantonrechter,
de algemeen voorzitter,
de algemeen oversten,
een buitengewoon
hoogleraar, een
eerstaanwezend assistent,
de scheikundig
ingenieurs, de
controlerend(e) geneesheer,
hoeveel maatschappelijk
werksters, de
toeziend(e) voogd,
de waarnemend(e)
burgemeester,
maar wél:
de dienstdoende
ambtenaar/agent/officier.
Een enigszins apart staand geval vormt een toegepast
taalkundige, dat beschouwd kan worden als een substantivische
afleiding van de adjectivische constituent toegepast
taalkundig (zelf weer in verband te brengen met
toegepaste taalkunde
(zie
6.4.1.2.4, sectie 3)).
Is er sprake van een 'toevallige' combinatie van een adjectief met een
substantief, dan wordt het adjectief in voorkomend geval wel gewoon
verbogen. Vergelijk in dit verband de volgende zinnen:
1Het verkeersslachtoffer was er zo
erg aan toe, dat zelfs de behandelende arts flauw
viel. (verbogen; 'arts die toevallig behandelt')
2Kan ik de
behandelend arts even spreken? (onverbogen; 'arts bij
wie iemand in behandeling is')
In zin 2 is geen sprake van een
'toevallig' gebruik, maar de combinatie van adjectief en substantief
refereert aan een vast model, een stereotype of standaardvoorstelling.
In het meervoud kan in alle gevallen een verbogen adjectief gebruikt worden;
bij 'toevallige' combinaties is dit zelfs verplicht. Bij vaste combinaties
in het meervoud gaat het gebruik van een onverbogen adjectief soms iets
moeilijker dan wanneer die combinatie in het enkelvoud staat. Vooral als
het adjectief binnen de combinatie niet door een ander woord, zoals een
lidwoord, voorafgegaan wordt, kan het gebruik van de onverbogen of verbogen
vorm wisselen, naargelang de verbinding als meer of minder vast aangevoeld
wordt. Vergelijk bijvoorbeeld sociaal
werksters met
culturele/militaire attachés,
financiële experts.
Als er twee adjectieven voor het substantief komen, dan worden ze ofwel
allebei verbogen, ofwel alleen het eerste, bijv.
sympathieke scheikundig(e)
ingenieurs,
een luie wetenschappelijk(e)
medewerker., maar niet omgekeerd. Een
uitzondering op dit laatste vormen gevallen als de
waarnemend(e) Hoge Commissaris,
de waarnemend(e) Amerikaanse
gezant en de waarnemend(e)
eerste minister
culturele/militaire attachés,
financiële experts, waarin
waarnemend een min of meer vaste combinatie vormt met
respectievelijk de als één geheel op te vatten groepen Hoge
Commissaris, Amerikaanse gezant en eerste
minister. (In het laatste voorbeeld is de vorm eerste
hoe dan ook de enig mogelijke.) Eventueel nog vóór waarnemend
voorkomende adjectieven worden weer volgens de gewone regels behandeld, dus
bijv. de sympathieke waarnemend(e) Hoge
Commissaris.
3
In bepaalde andere combinaties loopt het gebruik van de verbogen en de
onverbogen vorm vaak erg uiteen. De vorm met -e kan echter in
principe steeds gebruikt worden, zeker in gesproken taal. Het betreft hier
combinaties van:
-
een ( ' n), zo' n, wat 'n, geen, gevolgd door:
-
een eigenschapsaanduidend adjectief dat een kwaliteit uitdrukt of een van een geografische naam afgeleid adjectief op -s of -isch, gevolgd door:
-
het substantief man, persoon, of een (meestal mannelijke) persoonsnaam in het enkelvoud die een beroep, een of andere functie, enz. aanduidt.
Enkele voorbeelden:
een oud en wijs
man, een
lastig persoon,
een groot (grote)
strateeg, geen
knap(pe) schrijver,
zo'n uitstekend(e)
leraar, een
bekwaam (bekwame)
arts/vakman, een
uitmuntend(e) dirigent,
een beroemd(e)
schilder, wat een
slecht(e) schaker,
een Frans(e)
filosoof, een
Turks(e) edelman.
Voorbeelden met vrouwelijke persoonsnamen zijn:
een voortreffelijk(e)
spreekster, een
vlot(te) typiste,
(zij blijft) een groot
pianiste, een
Zweeds(e) schrijfster.
Bij (jong)mens en
iemand wordt altijd de
onverbogen vorm gebruikt:
een gewoon/wijs/vreedzaam
mens, een
vervelend/belangrijk
iemand.
Na de woorden enig,
menig,
zeker,
elk,
ieder en
welk wordt in de bedoelde
combinaties altijd de onverbogen vorm gebruikt, bijv.:
(is er) enig bekwaam arts
(die...), menig
goed voetballer,
menig Belgisch
zakenman, zeker
beroemd man,
ieder groot
toneelspeelster, welk
bekwaam vakman.
Na de woorden
enige,
menige,
zekere,
elke,
iedere,
welke
(alle met -e) volgt altijd de verbogen vorm, bijv.:
menige
goede voetballer,
elke
Belgische zakenman,
iedere
grote toneelspeelster.
Vooral in de geschreven taal kan soms een verschil in betekenis optreden
naargelang men de onverbogen of de verbogen vorm van het adjectief gebruikt.
Zo betekent een groot geleerde
doorgaans zoiets als 'iemand die als geleerde grote wetenschappelijke
verdiensten of kwaliteiten heeft' - en die kan best klein van gestalte zijn
- terwijl een grote geleerde
normaliter iets zegt over zijn gestalte. Vergelijk nog
een jong dichter (= 'een
beginnend dichter') versus een jonge
dichter (= 'niet oud'). Het onderscheid is met name
duidelijk bij substantieven die met een werkwoord in verband kunnen worden
gebracht (nomina agentis). Het adjectief in de onverbogen vorm kan dan de
wijze uitdrukken waarop de activiteit uitgeoefend wordt en heeft dan als
het ware een bijwoordelijk karakter, bijv.
een knap pianist (=
'iemand die knap piano speelt') versus een
knappe pianist (= 'knap van uiterlijk'),
een slecht docent (=
'iemand die slecht doceert') versus een slechte
docent (= 'zedelijk slecht').
Vergelijk verder nog een vlot
typiste (= 'iemand die vlot tikt'),
een geniaal acteur (= 'iemand
die op geniale wijze acteert') en naar analogie hiervan onder andere
een goed(e) vorst (= 'iemand
die goed regeert'). Daar staan echter tegenover de combinaties met nomina
agentis op -er: een
harde werker (= 'iemand die
hard werkt'), een flinke
eter (= 'iemand die flink eet'),
een zware
roker, een
vaste slaper,
een stevige
drinker, waar men in het adjectief nochtans ook een
bepaling van hoedanigheid kan onderkennen.
Een onderscheid maakt men ook bij het adjectief oud.
In
de betekenis 'voormalig' blijft het onverbogen, bijv. een
oud-minister, een
oud-leerling (gewoonlijk mét koppelteken geschreven), tegenover
een oude minister (= 'niet jong'). Het
genoemde onderscheid geldt ook na de,
die, enz.
In andere gevallen is het onderscheid erg subtiel of zelfs spitsvondig,
bijv. een slim(me) voetballer,
een goed(e) echtgenoot,
een verstandig(e) man. Men kan
hierin ook gevallen van individueel bepaalde stilistische variatie zien.
In de gesproken taal gebruikt men gewoonlijk de verbogen vorm in beide
betekenissen. De context of de situatie geeft dan uitsluitsel.
Een andere factor die een rol kan spelen is een zekere nadruk ter wille van
het contrast. Dan treedt de verbogen vorm op, bijv.:
3Het is geen
Franse maar een Duitse
filosoof.
4Neem je een
Antwerpse, een Nijmeegse of toch
maar een Haagse advocaat?
Voor het overige lijkt de keuze tussen de twee vormen vaak ritmisch bepaald
te zijn (zie ook 4), vergelijk bijv. een
Luthers predikant versus een
Lutherse dominee of
een Russisch(e) burger versus
een Russische
tsaar.
4
De onverbogen vorm van het adjectief wordt soms gebruikt om ritmische of
eufonische redenen. Zo is er een tendentie om meerlettergrepige adjectieven
vóór het-woorden en in combinatie met het,
dit, dat onverbogen te laten, om te voorkomen dat
(meer dan) twee onbeklemtoonde (doffe) lettergrepen op elkaar zouden volgen.
Deze tendens manifesteert zich vooral bij adjectieven die op
-ig of -lijk uitgaan en lijkt (althans voor de
geschreven taal) nog versterkt te worden als het een combinatie met een
bezittelijk voornaamwoord betreft. Voorbeelden zijn:
het overdrachtelijk(e)
gebruik, het
onvermijdelijk(e) gevolg,
dat verrukkelijk(e) stuk
taart, het
gelukkig(e) gezin,
het verduidelijkend(e)
antwoord, het
hachelijk(e) avontuur,
hun onbegrijpelijk(e)
misverstand, ons
hartelijk(e) weerzien
en zelfs: zijn eerlijk(e)
karakter, hoewel het hier een tweelettergrepig
adjectief betreft. Maar: het enthousiáste
onthaal (klemtoon op de a).
5
Dezelfde tendentie die onder 4 vermeld is, doet zich voor ten
aanzien van adjectieven in de vergrotende trap. Eveneens ter wille van de
welluidendheid worden deze vaak niet verbogen als ze al uit drie of meer
lettergrepen bestaan en er op die manier verschillende onbeklemtoonde
lettergrepen op elkaar volgen. Dit is zelfs bij de-woorden in
het enkelvoud of bij substantieven in het meervoud het geval. Voorbeelden
zijn:
(in) de gebrúikelijker(e)
gevallen,
onbetróuwbaarder(e) mensen
(ken ik niet), een
uitvóeriger(e) (ook:
gedetailléérder(e)) beschrijving (volgt
nog), een
voorzichtiger(e)
formulering, (hij
moest tot) verstandiger(e) gedachten (worden
gebracht).
Maar, met de klemtoon op de laatste lettergreep van het adjectief (in de
stellende trap):
het enthousiástere deel van de
bevolking, iemand van
het beschááfdere soort,
een relevántere constatering dan de
vorige.
6
In andere dan de onder 1 t/m 5 opgesomde gevallen
is het gebruik van de onverbogen vorm te bestempelen als formeel of
archaïsch, dan wel regionaal (met name in Belgisch Nederlands voorkomend)
taalgebruik, bijv.:
dat
blij gelaat, dat groot huis,
het bruin paard, het Gents
stadhuis.
Literatuur
Interessante links
ANS
Taalportaal
Taaladvies
Versiegeschiedenis
versie | redacteur(en) | datum | opmerkingen |
2.1 | januari 2019 | Automatische conversie van ANS 2.0 | |
2.0 | W. Haeseryn, K. Romijn, G. Geerts, J. de Rooij, M.C. van den Toorn | 1997 |