6.1 Algemene inleiding
Verder lezen
1
Naar de betekenis is een adjectief
of bijvoeglijk naamwoord een woord dat een nadere bijzonderheid van zelfstandigheden aangeeft.
Deze zelfstandigheden zelf worden aangeduid door substantieven [3] of equivalenten daarvan (bijv. een
voornaamwoord [5.1]). Die nadere
bijzonderheid die aan een zelfstandigheid toegeschreven wordt, kan een eigenschap (een kenmerk,
een kwaliteit en dergelijke) zijn, of een toestand. Voorbeelden van eigenschapsaanduidende
woorden zijn tenger,
vierkant en
lastig in respectievelijk
een tengere jongen, het
vierkante doosje en een lastige
kwestie; van toestandsaanduidende woorden:
dronken,
ziek en
nat in respectievelijk een
dronken kerel, het zieke
kind en het natte wegdek.
Er doen zich ook nog andere betekenisverhoudingen tussen adjectieven en bepaalde
zelfstandigheden voor. Voor verschillende indelingen van de adjectieven op grond van de
betekenis zie men [6.2], waar ook
aandacht besteed wordt aan enkele speciale gebruiksgevallen alsmede aan de relatie tussen
deelwoorden en adjectieven.
Opmerking
Verdieping
Opmerking
Een eigenschap enz. kan zelf ook als een zelfstandigheid voorgesteld worden, bijv.
tengerheid,
dronkenschap,
leegte. Zie hiervoor 12.4 De vorming van
substantieven.
2
Morfologisch zijn adjectieven gekenmerkt door de mogelijkheid om buigingsvormen aan te nemen,
bijv. een buigings-e:
rood -
rode, en door het vermogen om trappen van
vergelijking te vormen, bijv. rood -
roder -
roodst;
dik -
dikker -
dikst. Niet alle subcategorieën delen deze
mogelijkheid echter (zie
6.4.3.1.3).
3
Syntactisch hebben adjectieven het kenmerk dat ze als zinsdeel of als
zinsdeelstuk in een zin kunnen optreden. In het eerste geval kunnen ze
onder meer naamwoordelijk deel van het gezegde zijn, zoals in:
1De jongen is
blond.
In het tweede geval kunnen ze, al dan niet gecombineerd met een
determinator, deel uitmaken van een naamwoordelijke
constituent
[14.5.1.1]. Met dit laatste hangt de al genoemde mogelijkheid van
adjectieven samen om een buigings-e te krijgen, bijv.
blonde (van
blond) in
een blonde jongen. Het betreft
hier dus een syntactisch-morfologisch aspect van
adjectieven
[6.4.1]. Worden adjectieven als bepaling bij een substantief
gebruikt, dan spreekt men van attributief
gebruikte adjectieven, in alle andere gevallen van
niet-attributief gebruikte adjectieven. Op grond van deze
gebruiksmogelijkheden kunnen adjectieven in syntactische subklassen
onderscheiden
worden
[6.3].
Voorts kunnen adjectieven zelf als kern van een adjectivische constituent
optreden. Ze kunnen dan onder meer gecombineerd worden met een bijwoord als
bepaling en met een voegwoordcomplement, vergelijk bijv. met
1:
Literatuur
Interessante links
ANS
Taalportaal
Taaladvies
Versiegeschiedenis
versie | redacteur(en) | datum | opmerkingen |
2.1 | januari 2019 | Automatische conversie van ANS 2.0 | |
2.0 | W. Haeseryn, K. Romijn, G. Geerts, J. de Rooij, M.C. van den Toorn | 1997 |