6.3.1.1 Onbegrensde gradeerbare adjectieven
Onbegrensde gradeerbare adjectieven, zoals
duur,
oud en
goed, roepen een schaal op
die uit drie delen bestaat. In Figuur 1 staat zo'n schaal voor
goed. Hoger op de schaal is
het adjectief goed van toepassing.
Lager op de schaal is het antoniem van goed van toepassing:
slecht. En dan is er een
grijs gebied daartussen, waar geen van beide antoniemen van toepassing is.
De schaal die opgeroepen wordt door deze adjectieven is onbegrensd aan beide
kanten: iets kan altijd slechter of beter zijn; er is niet een maximale of
minimale waarde aan de mate van goed of slecht zijn.
Onbegrensde gradeerbare adjectieven kunnen gecombineerd worden met bepalingen van graad, zoals
heel,
erg,
zeer,
ontzettend,
vreselijk,
redelijk,
vrij,
nogal en
behoorlijk:
Omdat ze onbegrensd zijn, zijn ze over het algemeen niet compatibel met kwantificerende bepalingen. Dit zijn bepalingen die aangeven of de
door het adjectief aangeduide eigenschap ten volle geldt, zoals
helemaal,
volledig en
volkomen, bij benadering,
zoals vrijwel,
bijna en
grotendeels,
Dit worden ook wel approximatieve bijwoorden genoemd.
en tot op zekere hoogte, zoals
half.
Kennedy & McNally (2005) gebruiken de term ‘proportionele
modificeerders’ voor approximatieve bijwoorden en
half.
Als een onbegrensd adjectief ontkend wordt, betekent dat niet per se dat het
antoniem van toepassing is. Het ‘neutrale gebied’ van de schaal kan immers ook
van toepassing zijn, zoals in:
Verder lezen
Helemaal leuk?
In bijzondere gevallen zijn combinaties van onbegrensde adjectieven en
kwantificerende bepalingen wel mogelijk.
Zie Tribushinina & Janssen (2011) en Hoeksema (2011).
Zo wordt helemaal in (4)
gebruikt om aan te geven dat de eigenschap
nieuw op de héle gevel van
toepassing is.
Zie ook Kennedy & McNally (2005) en Tribushinina & Janssen
(2011).
4Die gevel was weer helemaal
nieuw.
CGN
In (5) en (6) wordt helemaal als
bepaling gebruikt bij het onbegrensde adjectief
leuk. De klemtoon verschilt
in deze voorbeelden:
5 O, dan krijg ik een cadeautje van je! Da's
helemáál leuk.
CGN
6Dus die vond 't ook al helemaal
leuk.
CGN
In (5) ligt de klemtoon op de laatste lettergreep van
helemaal. Daarmee wordt
aangegeven dat er al een of meer leuke dingen genoemd zijn, maar dat dit het
leukste ding is.
Hoeksema (2011) noemt dit ‘superlatief
helemaal’, zoals ook
in Schaken is een populair spel, helemáál in
Rusland.
In (6) wordt helemaal
gebruikt op een manier die relatief nieuw is, namelijk niet als kwantificerende
bepaling, maar als bepaling van graad.
Tribushinina & Janssen (2011) observeren in hun studie op basis van
het Corpus Gesproken Nederlands dat vooral jonge
mensen helemaal in deze nieuwe betekenis gebruiken, dat het meer
door vrouwen dan door mannen gebruikt wordt, en dat het gebruik
vooralsnog beperkt blijft tot het Nederlands-Nederlands.
In dit gebruik geeft
helemaal aan dat de eigenschap
in grote mate aanwezig is, net als bijvoorbeeld
erg,
zeer,
ontzettend,
vreselijk en
heel.
Heel heeft zich al eerder op
deze manier ontwikkeld.
Een grote eter,
een luie stoel: uitsluitend
attributief
Onbegrensde kwalificerende adjectieven die een grote maat aanduiden, zoals
groot, flink, enorm, kolossaal, dik,
zwaar, gigantisch en reusachtig, kunnen ook op de
volgende manier gebruikt worden:
De cursief gedrukte adjectieven in (7) geven aan dat de eigenschap waarnaar wordt
verwezen door het substantief, in hoge mate aanwezig is. Zo wordt door het
substantief oen in (7a) een
eigenschap als domheid uitgedrukt; een grote
oen betekent dan dat iemand in sterke mate dom is.
Zie Morzycki (2009), die dit 'graadadjectieven' noemt.
De graadaanduidende interpretatie van deze adjectieven is alleen mogelijk (a) in
attributieve (prenominale) positie en (b) met adjectieven die ‘grootheid’ (maar
niet ‘kleinheid’) aanduiden.
Zie Morzycki (2009: 177-181).
De adjectieven in de volgende voorbeeldzinnen krijgen dus geen
graadaanduidende interpretatie, maar drukken een fysieke eigenschap van de
referent van het onderwerp uit: Ook adjectieven die metonymisch gebruikt worden, kunnen
meestal alleen attributief gebruikt worden, zoals benauwd
weer (‘weer waarvan men het benauwd krijgt’),
gezonde kost (‘voeding die
gezond is voor iemand’), een luie
stoel (‘stoel waarin men kan luieren’),
een bang voorgevoel
(‘voorgevoel dat iemand bang maakt’), zie ook:
In het geval van een metonymisch gebruikt adjectief noemt het adjectief
een eigenschap of toestand die niet rechtstreeks betrekking heeft op de
referent van de nominale constituent, maar die iets meedeelt over een
levend wezen dat met die referent in verband gebracht kan worden; dit
wordt ook wel hypallage genoemd.
Literatuur
Interessante links
ANS
Taaladvies
Dagenta
Taalportaal
Versiegeschiedenis
versie | redacteur(en) | datum | opmerkingen |
3.0 | Kathy Rys | november 2024 | Een tussentijdse versie van dit hoofdstuk werd van commentaar voorzien door Maaike Beliën, Thomas Haga, Priscilla Heynderickx en Jack Hoeksema. De verantwoordelijkheid voor de inhoud van dit hoofdstuk berust bij de redacteur(en). |
2.1 | januari 2019 | Automatische conversie van ANS 2.0 | |
2.0 | W. Haeseryn, K. Romijn, G. Geerts, J. de Rooij, M.C. van den Toorn | 1997 | hoofdstuk 6,../../data/archief/ans2/e-ans/06/body.html; |