1 De klankleer van het Nederlands
    
    
        De grammatica van een taal beschrijft de manier waarop klank en betekenis van
                    woorden en zinnen met elkaar corresponderen. De beschrijving van de klanken van
                    een taal en van de systematiek waarmee ze gebruikt worden is daarom een
                    essentieel onderdeel van de grammatica van een taal. Dit onderdeel wordt
                    klankleer of fonologie genoemd.
                Een eerste onderdeel van de fonologie van een taal is een opsomming van de
                        woordonderscheidende klanken (zie De weergave van
                        klanken hieronder en 1.1 De klanken van het Nederlands). In het Nederlands
                    zijn bijvoorbeeld de
                        b en de
                            p
                    woordonderscheidende klanken. Ze maken dat we bijvoorbeeld de woorden
                            pak en
                            bak van elkaar kunnen
                    onderscheiden. Deze twee medeklinkers worden daarom fonemen
                    van het Nederlands genoemd.
                De klankleer van het Nederlands omvat veel meer dan een inventaris van de
                    fonemen. Tot die klankleer behoren ook de manieren waarop klanken tot grotere
                    gehelen zoals lettergrepen en woorden kunnen worden gecombineerd (1.2 De fonotaxis van
                        het Nederlands).
                De klankvorm van morfemen is onderhevig aan allerlei vormen
                    van variatie. Zo heeft het morfeem
                        hond twee klankvormen,
                            hɔnt
                    in het woord hond, en
                            hɔnd
                    in het woord honden. Deze variatie
                    kan worden beschreven in termen van fonologische regels (1.3
                        Woordfonologie). De regel waaruit deze variatie volgt is dat
                        plofklanken en wrijfklanken
                    stemloos zijn aan het eind van een lettergreep. Een ander voorbeeld: het suffix
                    voor de verledentijd is meestal -de
                    də, zoals in
                            tobde, maar -te
                    tə na een
                    stemloze medeklinker, zoals in
                        werkte. Hier gaat het om een
                    klankvariatie die betrekking heeft op een specifiek suffix (1.4 Morfo-lexicale
                        allomorfie).
                In verbonden spraak treden allerlei vormen van variatie in
                    de klankvorm van woorden op (1.5 Verbonden spraak). Zo kun je het woord
                            melk uitspreken als
                            mɛlk
                    of als
                    mɛlək. Het
                    deel tand van het woord
                            tandpasta spreken we
                    doorgaans uit als
                        tɑm in
                    plaats van
                        tɑnt, en
                    we zeggen dus meestal
                            tɑmpɑsta
                    in plaats van
                        tɑntpɑsta,
                    al is die laatste uitspraak ook mogelijk.
                De fonologische eigenschappen van woorden en zinnen betreffen niet alleen de
                    klanken ervan. Er zijn ook prosodische eigenschappen,
                    eigenschappen van woorden en zinnen die groter zijn dan klanksegmenten.
                    Woordklemtoon is daarvan een voorbeeld. Als een woord meer dan een lettergreep
                    omvat, draagt een van die lettergrepen de hoofdklemtoon van
                    het woord. Andere lettergrepen van een woord kunnen dan een
                        bijklemtoon dragen. In het woord
                            personeel bijvoorbeeld
                    draagt de eerste lettergreep bijklemtoon, en de laatste hoofdklemtoon. We kunnen
                    dit aangeven door accenttekens:
                        pèrsonéél (1.6
                        Woordklemtoon).
                Een tweede belangrijk prosodisch verschijnsel is intonatie,
                    het toonhoogteverloop in een zin (1.7 Zinsaccent en
                        intonatie). Dit toonhoogteverloop kan bijvoorbeeld gebruikt worden om
                    het verschil tussen een mededelende zin en een vraagzin uit te drukken, of om
                    aan te geven welk deel van een zin nieuwe informatie is. Ook markeert
                    toonhoogteverloop de grenzen van woordgroepen.
                Het spellingsysteem van een taal is een conventionele manier om de klanken weer
                    te geven, voor het Nederlands door middel van een alfabetisch schrift. De
                    relatie tussen de klankvorm van woorden en hun spelvorm is betrekkelijk complex,
                    onder meer omdat er geen een-op-eenrelatie bestaat tussen klanken en letters.
                    Het spellingsysteem maakt ook keuzen ten aanzien van welke klankvariatie wel, en
                    welke niet in de spelling wordt weergegeven. Dit vraagt dus om een analyse van
                    de relatie tussen fonologie en spelling (1.8 Fonologie en
                        spelling).
                In plaats van de term klankleer wordt ook de internationale term fonologie
                    gebruikt. Dit hoofdstuk beschrijft dus de fonologie van het Nederlands.
            Verder lezen
            De weergave van klanken
                Voor de weergave van de klanken van het Nederlands maken we gebruik van
                        fonetisch schrift. De weergave van woorden in de
                    gebruikelijke Nederlandse spelling geeft immers lang niet altijd voldoende
                    informatie over de uitspraak. Zo kunnen we aan de spelvorm
                        hond niet zien dat de letter
                        d hier wordt uitgesproken als een
                            t.
                    En met het verschil in spelling tussen
                        ei en
                        ij of
                        ou en
                        au correspondeert geen
                    uitspraakverschil.
                Het fonetisch schrift dat wereldwijd wordt gebruikt om de klanken van een taal
                    weer te geven is het International Phonetic Alphabet ,
                    afgekort als IPA, dat is opgesteld door de International Phonetic Association.
                    Een overzicht van de IPA-symbolen voor het Nederlands wordt hieronder gegeven:
                    de klinkers in Tabel 1 en de medeklinkers in Tabel 2.
                        
                Dit overzicht is gebaseerd op Collins & Mees (2003) en Gussenhoven
                            (1999, 2007). Ook op Wikipedia is een overzicht van de IPA-symbolen voor het Nederlands  te
                            vinden, inclusief een vergelijking met Engelse klanken.
                    
Tabel 1. De klinkers van het Nederlands in IPA
                | IPA-symbool | Voorbeeldwoord | 
| ɪ | pit | 
| ɛ | pet | 
| ʏ | put | 
| ɔ | pot | 
| ɑ | kat | 
| i | biet, liter | 
| y | buut, ruzie | 
| u | boet | 
| e | beet, beten | 
| ø | beuk | 
| o | boot, boten | 
| a | baat, baten | 
| ə | de, aarde, eerlijk | 
| ɛi | pijn, rein | 
| œy | puin | 
| ɔu | rouw, nauw | 
| i: | analyse | 
| y: | centrifuge | 
| u: | rouge | 
| ɛ: | enquete | 
| œ: | oeuvre, freule | 
| ɔ: | zone | 
| ɑ: | basketbal | 
| ɛ᷉ | enquete | 
| œ᷉ | parfum | 
| ɔ᷉ | chanson | 
| ɑ᷉ | restaurant | 
Tabel 2. De medeklinkers van het Nederlands in IPA
                | IPA-symbool | Voorbeeldwoord | 
| p | pet | 
| b | bek | 
| f | fee | 
| v | vee | 
| t | tak | 
| d | dak | 
| s | som, cel | 
| z | zee | 
| k | kas, canon | 
| g | goal, tango | 
| x | licht | 
| ɣ | gas | 
| m | met | 
| n | net | 
| ŋ | lang, dank, tango | 
| l | las | 
| r | ras | 
| j | jas | 
| w | was | 
| h | huis | 
| ʃ | chique, jam, douche | 
| Ʒ | jury, garage | 
| ɲ | oranje, lasagna | 
De weergave van de klanken van woorden in fonetisch schrift noemen we
                        transcriptie. Er zijn twee manieren waarop transcriptie
                    kan worden uitgevoerd. De eerste is de fonemische transcriptie, ook wel
                        broad transcription genoemd. Daarbij worden de fonemen
                    van een taal weergegeven, gemarkeerd door schuine strepen / /, maar niet de
                    variatie die zich in die uitspraak voordoet. In de woorden
                            biet en
                            bier bijvoorbeeld treedt het
                    foneem i op.
                    Deze i wordt
                    in bier
                    bir langer
                    uitgesproken dan in biet
                    bit omdat de
                    erop volgende
                        r een
                    rekkend effect heeft. We kunnen deze verschillen weergeven in een
                        narrow transcription, een transcriptie met allofonische
                    details. De klinker van biet wordt
                    dan weergegeven als
                        i, de
                    klinker van bier als
                            i:,
                    met een dubbele punt als een lengteteken:
                            bit,
                            bi:r.
                    Voor dit type transcriptie worden rechte haken [ ] gebruikt.
                In de transcriptie van een woord kan ook informatie worden weergegeven die
                    betrekking heeft op de lettergrepen van een woord. Zo kan de verdeling in
                    lettergrepen worden weergegeven. We doen dit door middel van een punt. De
                    lettergreepverdeling van het woord
                        honden bijvoorbeeld kan als
                    volgt worden weergegeven:
                            hɔn.dən.
                Een tweede type fonologische informatie over een woord als geheel is de locatie
                    van woordklemtoon. In éénlettergrepige woorden is dat per definitie de enige
                    lettergreep. In meerlettergrepige woorden geven we de plaats van de
                    hoofdklemtoon aan door middel van het teken ˈ zoals in
                            cánon
                    ˈka.nɔn  en
                            kanón
                    ka.ˈnɔn. In
                    de spellingsvorm van woorden kunnen we hiervoor een accentteken boven de klinker
                    plaatsen. In meerlettergrepige woorden kunnen lettergrepen ook een bijklemtoon
                    dragen. In het woord pèrsonéél
                    bijvoorbeeld draagt de laatste lettergreep hoofdklemtoon, en de eerste een
                    bijklemtoon. Voor bijklemtoon gebruiken we in de spellingsvorm van een woord een
                    accentteken op de klinker. De middelste lettergreep is onbeklemtoond wat onder
                    meer blijkt uit het feit dat we de klinker van die lettergreep kunnen uitspreken
                    als een ə.
                    Voor bijklemtoon wordt het symbool ˌ gebruikt:
                            ˌpɛr.so.ˈnel.
                    We moeten hierbij steeds bedenken dat klemtoon een eigenschap is van de hele
                    lettergreep.
                De transcriptie die we in dit hoofdstuk gebruiken is een fonemische transcriptie,
                    tenzij we expliciet aangeven dat we een bepaalde vorm van variatie willen
                    weergeven. We zullen dus bijvoorbeeld de fonologische vorm van het woord
                            melk weergeven als
                            mɛlk.
                    Dit is de canonieke vorm van het woord
                            melk, en de vorm die we in
                    het Standaardnederlands zullen horen als we dit woord in
                    isolatie en zorgvuldig uitspreken.
                        
            
                
            Gussenhoven (2007) bespreekt de vraag wat de beste transcriptie voor het
                            Nederlands is, en de implicaties hiervan voor de fonetische weergave van
                            woorden in uitspraakwoordenboeken. Hij bepleit de weergave van canonieke
                            vormen in dergelijke woordenboeken.
                    
Literatuur
Interessante links
ANS
Taaladvies
Dagenta
Taalportaal
Versiegeschiedenis
| versie | redacteur(en) | datum | opmerkingen | 
| 3.0 | Geert Booij, Nelleke Jansen, Kathy Rys | november 2020 | Een tussentijdse versie van delen van dit hoofdstuk werd van commentaar voorzien door Bert Botma, Mirjam Ernestus, Carlos Gussenhoven, Vincent van Heuven, Frans Hinskens, Hanne Kloots, Anneke Neijt, Marc van Oostendorp, Anne-France Pinget en Hans van de Velde. De verantwoordelijkheid voor de inhoud van dit hoofdstuk berust bij de redacteuren. | 
| 2.1 | januari 2019 | Automatische conversie van ANS 2.0 | |
| 2.0 | W. Haeseryn, K. Romijn, G. Geerts, J. de Rooij, M.C. van den Toorn | 1997 | hoofdstuk 1,../../data/archief/ans2/e-ans/01/body.html; | 
				
						
					