Lesideeën
De ideeën hieronder zijn bedoeld voor docenten, die bepaalde onderwerpen uit de ANS willen behandelen in een les of college. De meeste lesideeën hebben geen antwoorden, maar zijn wel voorzien van een toelichting. Nieuwe lesideeën worden geregeld toegevoegd.
Lettergrepen
Verdeel de volgende woorden in lettergrepen:
- amper, rooster, Afrika, beste, obligaat
Bespreek hierbij de beperking op open lettergrepen en het maximale aanzetprincipe.
Achtergrond:
Uitspraakregels (1)
Verklaar de verschillen in uitspraak tussen enkelvoud en meervoud in de volgende woordparen. Verklaar ook de bijbehorende spelling.
- bed - bedden
- duif - duiven
- huis - huizen
Bespreek hierbij de regel van finale verscherping en het beginsel van vormovereenkomst.
Uitspraakregels (2)
Aan de hand van welke uitspraakregels van het Nederlands kun je de uitspraak van de volgende woorden verklaren:
uitspraakregels:
- progressieve assimilatie van stem, regressieve assimilatie van stem, hiaatvermijding, glijklankinvoeging
woorden:
- duel, afzuigen, pofbroek, piano, esdoorn, opzet, Chloë, afdraaien, afvallen, opvreten, opbergen
Morfo-lexicale allomorfie
Met welke verschijnselen heb je te maken bij de volgende woordparen:
- glas - glazen
- hopte – tobde
- goede - goeie
- koning/koninkje - wandeling/wandelingetje
Klemtoon
Plaats de primaire klemtoon in de volgende woorden:
- peuter, tapijt, banaal, merel, manie, cadans, anatomie, Afghanistan, olifant, Groningen
Achtergrond:
Verbonden spraak
Bekijk deze videofragmenten, en zoek naar voorbeelden van voorbeelden van verbonden spraak. Kun je de gevonden voorbeelden linken aan de herkomst van de fragmenten?
Achtergrond:
Variatie
Analyseer de uitspraak in deze videofragmenten. Welke typische uitspraakkenmerken hoor je?
Uitspraak van grote getallen en jaartallen
Bij veelvouden van honderd tussen 1000-10.000 komen soms meerdere telwoordvormen voor; zo kan het getal 2330 de twee volgende telwoordvormen hebben: tweeduizend driehonderddertig en drieëntwintighonderddertig.
a. Volgens Broekhuis & Den Dikken (2012: 872-873) is het voor de veelvouden van 100 tussen 1100-2000 in gesproken taal enkel mogelijk om die getallen als samenstellingen op -honderd uit te spreken (dus elfhonderd, twaalfhonderd, … negentienhonderd), terwijl de alternatieve vorm (optelling van duizendtal plus honderdtal, bijv. tweeduizend vijfhonderd) een mogelijkheid is voor de veelvouden van 100 tussen 2000-10.000.
b. Maar dit is volgens Broekhuis & Den Dikken niet van toepassing op de getallen 2100, 3100, enz.; deze getallen worden meestal als samenstellingen op -honderd gerealiseerd (dus éénentwintighonderd in plaats van tweeduizend honderd).
Opdracht: Ga in een corpus van gesproken taal (bijvoorbeeld CGN, Google kan ook) na of de stellingen (a) en (b) bevestigd worden.
c. Jaartallen worden alleen maar als een veelvoud van honderd gerealiseerd, bijvoorbeeld negentienhonderdvijfennegentig (alsook de vorm zonder honderd, dus negentienvijfennegentig), behalve als het om een combinatie van duizendtallen en tientallen en/of eenheden gaat, bijvoorbeeld tweeduizend vijf. Verder komt ook wel de vorm twintig twintig (2020) voor.
Opdracht: Zoek in corpora naar de volgende vormen (of alternatieve getallen/jaartallen) en turf hoe vaak je de specifieke vormen aantreft:
- 1995: negentienhonderdvijfennegentig vs. negentienvijfennegentig
- 2020: tweeduizend twintig vs. twintig twintig
- 1910: negentienhonderdentien vs. negentienhonderdtien
Indien het corpus het toelaat: vind je ook regionale verschillen, bijvoorbeeld verschillen tussen het Nederlands Nederlands en het Belgisch Nederlands?
Achtergrond:
Veel en weinig
Een verschil tussen veel en weinig en de andere onbepaalde hoofdtelwoorden is dat veel en weinig (alsook hoeveel, zoveel, meer, meest, minder en minst) zowel gecombineerd kunnen worden met telbare (bijv. bloemen) als met ontelbare zelfstandige naamwoorden (bijv. wijn, zand, zout). Je kunt bijvoorbeeld zeggen Ik heb niet veel bier gedronken of In die straat lag er minder modder. Deze eigenschap maakt dat veel en weinig atypische onbepaalde hoofdtelwoorden zijn.
Opdracht: Ga in corpora of via Google op zoek naar combinaties van de onbepaalde hoofdtelwoorden veel, weinig, hoeveel, zoveel, meer, meest, minder en minst en tig met:
- telbare zelfstandige naamwoorden
- niet-telbare zelfstandige naamwoorden
Is er een kwantitatief verschil tussen (1) en (2)?
Doe dan hetzelfde voor andere hoeveelheidswoorden zoals wat, voldoende, alle, sommige, enige, genoeg. Worden deze meer of minder met niet-telbare substantieven gecombineerd dan de onbepaalde hoofdtelwoorden?
Achtergrond:
De drie mooiste vs de mooiste drie
In het fragment hieronder lees je zowel de mooiste drie sieraden, als de drie mooiste inzendingen.
Bron: hoemaaktuhet.com
Opdracht: Is er volgens jou een (betekenis)verschil tussen de volgorde de mooiste drie en de volgorde de drie mooiste?
- Zo ja, leg uit.
- Zo nee, zijn er contexten te bedenken waarin er wel een verschil is?
Achtergrond:
Ook in een woordgroep als de leukste twee boeken wordt van de ‘normale’ woordvolgorde afgeweken. Normaal gesproken staat een adjectief zo dicht mogelijk bij het substantief waar het betrekking op heeft, dus de twee leukste boeken (telwoord-adjectief), maar de eerstgenoemde volgorde (adjectief-telwoord) is dus ook mogelijk. Deze volgorde is enkel mogelijk als het adjectief in de overtreffende trap staat (dus niet de leuke twee boeken).
Er is een subtiel betekenisverschil tussen beide volgordes:
- De inzenders van de drie mooiste verhalen krijgen bovendien een gesigneerd Rintje-boek.
- Bij de expositie zullen de mooiste drie poppen in de categorieën tot en met 8, verder nog 9 en 10 jaar en als laatste 11 en 12 jaar worden uitgekozen.
In voorbeeld (1) wordt gezegd dat drie exemplaren uit een grotere verzameling van verhalen de kwalificatie ‘mooiste’ hebben gekregen, terwijl in voorbeeld (2) word uitgegaan van drie poppen per categorie/per leeftijd; daarvan wordt gezegd dat ze de mooiste exemplaren zijn uit een grotere verzameling.
Met z'n vierentachtigen
Bij het gebruik van de constructie met + onbeklemtoond bezittelijk voornaamwoord + telwoord op -en bestaat er een voorkeur voor ronde getallen, vooral in het geval van telwoorden die naar hogere getallen verwijzen, bijv. wel met z’n tachtigen maar niet met zijn vierentachtigen.
Opdracht: Ga op zoek in corpora of op Google om na te gaan of er toch voorbeelden te vinden zijn van combinaties zoals met zijn vierentachtigen. Klopt het dat dit niet of nauwelijks voorkomt?
Wij tweetjes
Van een beperkt aantal hoofdtelwoorden wordt in sommige constructies de verkleinwoordvorm gebruikt: wij tweetjes, met z'n vijfjes; dit gaat dan vaak gepaard met een affectieve betekenis. Dit gebruik beperkt zich tot telwoorden die naar kleine aantallen verwijzen, meer specifiek één, twee, drie, vier, maximaal vijf, en het telwoord beide.
Opdracht: Zoek in corpora of met Google of de verkleinwoordvorm in deze constructies ook voorkomt met telwoorden die getallen boven de vijf benoemen. Zo ja, zijn die vormen dan neutraal of wordt er een bepaald (stijl)effect mee beoogd?
Twee uur vs twee uren
Tijdsaanduidende substantieven jaar, uur en kwartier worden meestal met het enkelvoud gebruikt (twee jaar, acht uur, drie kwartier). Soms gebruiken we echter het meervoud, zeker wanneer er een tijdsduur wordt uitgedrukt die als vervelend wordt ervaren:
- Elke maandagochtend een jaar lang moest elke student drie uren lang een college filosofie volgen.
- 'Laten we onze leiders terugbrengen. Na tien jaren hebben ze niet eens een kippenhok gebouwd', aldus Ramdien.
Opdracht: Ga in corpora/online op zoek naar voorbeelden van combinaties van telwoorden met deze tijdsaanduidende zelfstandige naamwoorden in het meervoud. Ga telkens na of de uiting inderdaad een negatieve connotatie heeft.
Voorzetsels of achterzetsels?
1. Welke zin past het best bij de tekening?
- a. De auto rijdt het kruispunt op.
- b. De auto rijdt op het kruispunt.
2. Welke zin past het best bij de tekening?
- a. De man wandelt in het bos.
- b. De man wandelt het bos in.
3. Welke zin past het best bij de tekening?
- a. Hij loopt de gang door.
- b. Hij loopt door de gang.
(2) toont een situatie waarin iemand die zich niet in het bos bevindt, het bos betreedt. Er is dus sprake van een pad, en dus is (b), met een achterzetsel, de juiste keuze.
(3) toont een situatie waarin een man zich in een gang bevindt en daar loopt. De keuze tussen voor- en achterzetsel is hier niet direct duidelijk. Als de man de gehele gang doorloopt, en dus een pad aflegt, dan zou (a), het achterzetsel, de voorkeur hebben. Denk aan een zin als: De man liep de gang door en ging naar buiten. Maar als de man in die gang heen en weer loopt, of het is niet duidelijk of hij van de ene kant naar de andere loopt, is (b), het voorzetsel, de juiste keuze. Denk aan een zin als De man liep door de gang, toen hij de buurman zag staan.
Achterzetsels of partikels?
Soorten tussenwerpsels
Hieronder staan 25 zinnetjes. Markeer in elke zin de tussenwerpsels, en geef aan om welk type het gaat:
- klanknabootsend of niet-klanknabootsend
- indien niet-klanknabootsend: expressief of communicatief
- indien expressief: welke emotie drukt het tussenwerpsel uit?
- indien communicatief: om welk type uiting gaat het (mededeling/vraag/bevel/formule voor sociaal verkeer)
- Dit keer raakt hij niemand. Oef! Ze zijn aan het ergste ontsnapt.
- Mmmm, flensjes! Veel mensen zijn vooral dol op flensjes, dat zijn hele dunne pannenkoekjes.
- Maar dat taalexamen bestaat ocharme uit het voorlezen van een tekst in het Nederlands en het voeren van een gesprek over koetjes en kalfjes.
- Sprong je vader nooit bij? Jawel. Maar hij had ook zijn werk.
- Excuseer. Waar gaat dit over?
- Olala .. Wat een mooi lijfje. Ik bedoel dat artistiek.
- Foei, dat lijkt ons echt niet netjes.
- Ach, arm ventje.
- Enfin, ik moet maar eens aan het werk.
- Tja, gezien de feiten is het niet meer dan logisch.
- En maar foto's maken zeker?
- Komt er tijdens de trip voldoende champagne aan bod? Nou en of!
- Je vindt me te dik. Bah .. Dat zijn spieren, hè.
- Hmm ... Hoe zal ik het zeggen?
- Da's verdikke straf, zeg!
- Alstublieft, mevrouw. Smakelijk.
- Hela, wat ben jij aan het doen?
- Toe maar, roep maar om hulp.
- En deze kwieke jonge kerel moet Carlo zijn, nietwaar?
- Je bent straalbezopen. - Welnee, ik ben gewoon moe.
- k bel je later. - ok?. Doei.
- Pff mijn arme benen ...
- Vliegtuigen van toekomst volop in testfase! Miauwkes! Ze weten hun PR wel te verzorgen, he ;-)
- Pst! Geen gsm's in een ziekenhuis. Excuseer.
- Het budget. Tadaa. Voorwaar, je hebt 35 euro over. Proficiat.
De frequentie van tussenwerpsels
Tussenwerpsels komen vooral voor in gesproken taal. Onderaan deze oefening zie je een fragment van een dialoog uit het Corpus Gesproken Nederlands (CGN).
- Markeer de tussenwerpsels.
- Bereken het percentage tussenwerpsels in de tekst (deel het aantal tussenwerpsels door het totaal aantal woorden * 100%).
Bespreek nu de volgende vragen:
- Hoe frequent zijn tussenwerpsels in deze tekst? Is dat veel of weinig?
- Wat is het frequentste tussenwerpsel?
- Wat voor soort tussenwerpsels vind je vooral? Waarom is dit zo, denk je?
- Bekijk nu een willekeurige geschreven tekst van ongeveer dezelfde lengte (250 woorden), bijvoorbeeld een nieuwsbericht op nos.nl. Hoeveel tussenwerpsels vind je daar (ongeveer)? Hoe verklaar je het verschil?
- Gesproken dialoog kom je ook tegen in boeken. Verwacht je daar evenveel tussenwerpsels aan te treffen? Licht je antwoord toe.
bron: Corpus Gesproken Nederlands (alleen toegankelijk met een Clarin-login).
•Ja, en als je 't brood zelf wil maken ben je een week bezig geloof ik heb ik begrepen want je moet steeds draaien en weet ik veel wat.
•Oh ja.
•Maar ik weet niet hoe 't heet, Conny weet 't zo wel, dat moet je zo maar even vragen.
•Ja 'k zal 't 'ns vragen.
•Hm?
•Ja 't is dan dat je 't brood een wee dat deeg een week moet laten rijzen of zo of niet?
•Ja ja ja, want d'r ... want d'r zit geen gist in en dan moet je 't op een andere manier doen, maar hoe dat weet ik ook niet.
•Nee.
•'k Heb 't ongeveer kunnen volgen, maar bepaalde dingen is niet mijn sterke punt met rijzen.
•Nee.
•Mm-mm.
•Hé en volgende week zondag uh dan gaan we gingen we nog uit eten hè?
•Uh wat is 't volgende week?
•Of was 't niet volgende week?
•Oh ja dat klopt dat is de achtentwintigste ja.
•Ja hè? g-g-g. En dan komen wij dan naar jullie toe of uh?
•Ja we ... nee wij komen naar jullie.
•Oh oké jullie komen ons ophalen en dan Huib en Georgia.
•Rijden we door, ja. D'r zou één auto mee moeten, maar ik denk dat 'k dat aan Huib en Georgia vraag dat die met de auto gaan.
•Oh want uh passen ne ... passen we net niet uh ...
•Nee, passen d'r net niet in.
•Nee?
•Nee w...
•Ja vier achterin is echt te krap, of niet?
•Nee dat kan niet.
•Oh nee.
Verschillen tussen Nederland en België
Hieronder staan twee fragmenten van gesprekken uit het Corpus Gesproken Nederlands. In het eerste fragment wordt Belgisch-Nederlands (BN) gesproken, in het tweede Nederlands-Nederlands (NN). De fragmenten zijn te beluisteren en staan daaronder uitgeschreven.
- noteer bij elk fragment de gebruikte tussenwerpsels
- bespreek de verschillen tussen het BN en het NN
bron: Corpus Gesproken Nederlands (alleen toegankelijk met een Clarin-login).
•ik ben naar Spanje geweest.
•ah ja 't is ju naar Spanje.
•Naar Spanje.
•En naar waar?
•Bah we hebben van alles gedaan. We zijn dus voor zeven dagen geweest.
•Uhu.
•En 'k ben dus eerst naar Madrid gegaan en we zijn daar maar eigenlijk een uurtje gebleven. We zijn onmiddellijk op de trein gestapt naar Malaga.
•Mm-hu.
•En dan uh ja. Malaga Terra Nuevo uhm Motril Granada een beetje Sierra Nevada en dan terug naar Madrid en azo.
•In een week?
•In een week. We hebben daar niet anders gedaan dan rondgecrost en gedaan.
•Ja amai m amai amai.
•Ja 't was ... 't was deftig druk. En dan thuiskomen en enorm moe zijn eigenlijk.
•Ja 't zal wel.
•En dan 't school die begint. Maar ja, kijk.
•Ggg.
bron: Corpus Gesproken Nederlands (alleen toegankelijk met een Clarin-login).
•Dus als er dan sneeuw ligt dan zie je dus nog wel als 't goed is die bergjes uh zeg maar.
•Nja, daarlangs uh moet je dan rijden.
•En het uh ja en het is ook uh ja een soort bijgeloof dat uh ja dat brengt geluk zeg maar als je zo'n ding bouwt. Nou dat is dus niet gebleken die dag.
•g-g-g.
•g-g-g of nee de volg de volgende dag nee.
•Was da ... 't was toen nog niet de dag dat uh het gebeurde?
•Nee nee.
•Onze Suzuki Vitara doorstaat z'n eerste test.
•Nee kijk maar hier hè.
•Ja door het water wel ja.
•Stoer hè?
•Stoer hoor.
•Dit was dus helemaal niet nodig. dit was dus voor de fo dit was dus gewoon heen en weer door ggg door 't water ...
•g-g-g ts.
•Maar ja dat moest toch even voor de foto d'rop.
•ja ja.
Achtergrond:
Nieuwe woorden
Hieronder vind je een lijst met nieuwe woorden van de afgelopen jaren. Wat zijn de twee opvallendste kenmerken van deze woorden?
- bodyscan
- groepsapp
- juicekanaal
- cosplay
- tijgermoeder
- uitzwaaiwedstrijd
- vleesschaamte
- jeukwoord
- havermelkelite
- laadpaalklever
Achtergrond:
Nieuwe woorden zijn in veruit de meeste gevallen substantief-substantiefsamenstellingen. Daarnaast vormen Engelse ontleningen veelal de bouwstenen voor nieuwe woorden. Een derde kenmerk om te bespreken is dat ze veelal nieuwe culturele en maatschappelijke fenomenen beschrijven. Dit laatste aspect heeft ook een sterke invloed op de levensduur van dergelijke woorden.
Eventueel kunnen studenten ook als oefening zelf nieuwe woorden verzamelen.
Soorten woordvorming
Er zijn verschillende manieren om woorden te vormen. Geef van onderstaande woorden aan welk soort woordvormingsproces eraan ten grondslag ligt:
- bloggen
- voetballerij
- aandachttrekker
- ondergaan (2x)
- shoarmaburger
Achtergrond:
(1) conversie van z.nw. blog, (2) afleiding van het ww voetballen met het suffix -erij, (3) samenstellende afleiding van de woordgroep de aandacht trekken, (4) óndergaan is een samenkoppeling (scheidbaar samengesteld werkwoord) van het voorzetsel onder en gaan, ondergáán is een prefixwerkwoord, een afleiding met het prefix onder, (5) een samenstelling van shoarma en de splinter burger van hamburger.
Voor- en achtervoegsels en hun betekenis
Omschrijf van onderstaande pre- en suffixen de betekenis:
- noordwaarts, huiswaarts, bergafwaarts
- gezeur, gedram, gekonkel
- uitzieken, uitblussen
- badderen, snotteren, klapperen, peuteren
Achtergrond:
(1) Zie Het achtervoegsel -waarts, (2) Het voorvoegsel -ge, (3) Samenkoppelingen met uit, 2e groep, (4) Het achtervoegsel -er. NB bij peuteren hoort geen basiswoord meer.
Initiaal- en letterwoorden
Hieronder zie je verschillende afkortingen:
- boa, VARA, HEMA, havo
- vwo, ud, ku
Wat is het verschil tussen de twee groepen, en wat is er apart aan een woord als havo?
Achtergrond:
De eerste groep woorden noemen we letterwoorden of acroniemen. Het zijn afkortingen die uitspreekbaar zijn, omdat de interpretatie van hun letters als fonemen leidt tot fonologisch welgevormde woorden. De tweede groep woorden noemen we initiaalwoorden. Bij deze woorden vormen de letters geen welgevormde klankreeks, en wordt elke letter als een eigen lettergreep uitgesproken.
In havo worden de a en o als gespannen ('lang') uitgesproken omdat ze in een open lettergreep staan, terwijl dat niet het geval is in de woorden waarvoor ze staan (algemeen en onderwijs). Daarnaast is onderwijs onzijdig, maar spreken we over de havo.
Verkleinwoorden
Het Nederlands kent verschillende vormen (allomorfen) van het verkleinwoordsuffix. Zoek de systematiek achter het gebruik van -kje, -etje en -pje aan de hand van de volgende woorden:
- winterkoninkje
- probleempje
- ringetje
- wandelingetje
- kettinkje
- bloemetje
- puddinkje
- oefeningetje
- boompje
- bommetje
- probleempje
- bloempje
Achtergrond:
(1) -kje na een onbeklemtoonde lettergreep eindigend op ing. (2) -etje bij woorden op ing als de laatste lettergreep wel beklemtoond is (ringetje), ook bij secundaire klemtoon (oefening, wandeling). (3) -pje komt na /m/ (boompje), maar niet als daar een ongespannen klinker voor staat, zoals de /o/ in bom. Interessant is dat zowel bloempje als bloemetje voorkomen, wellicht door hun betekenisverschil.
Bereik
- Niet alle Schotten zijn zuinig.
- Alle Schotten zijn niet zuinig.
Bereik en soorten negatie
- contradictoire negatie: iets bezit een bepaalde eigenschap of niet, en andere mogelijkheden zijn er niet, bijv. onbezield, onbevrucht
- contraire negatie:iets bezit een bepaalde eigenschap, of niets, of niet, of geen van beide dan wel iets ertussenin, bijv. onaardig, ongezellig, ongemakkelijk, onbeperkt
- pejoratieve negatie: afkeurend, bijv. onmens, onding
Dubbele ontkenningen
- Zeg voor de onderstaande voorbeelden met welk type je te maken hebt.
- Duid de verschillende elementen van de meervoudige negatie aan.
- Bespreek of het gebruik van negatie in die zin een probleem is en zo ja, hoe je het zou oplossen.
- Er zijn nogal wat misverstanden over het donorschap. En dat is jammer, want daardoor dragen veel te weinig mensen nog geen donorcodicil. Bron: Brochure Donorcodicil; voorbeeld uit Burger, Peter & Jaap de Jong, 2009, Handboek stijl. Adviezen voor aantrekkelijk schrijven. Groningen/Houten: Noordhoff Uitgevers, p. 140.
- Ik denk dat in die klas niemand nog geen corona heeft gehad.
- Het is niet zo dat hij niet wil, hij kan het gewoon niet vanwege diens psychiatrische problematiek. Ik verzoek het hof daarom de maatregel te beëindigen. Bron: Google, geraadpleegd op 27 januari 2022
- Waarom zijn er nog zoveel mensen die ontkennen dat corona niet bestaat. Denken jullie nu dat heel de wereld onder hetzelfde hoedje speelt. Mensen word wakker corona is een gevaarlijk virus. Bron: Facebook, 5 oktober 2020
- Het is nog nooit gebeurd dat ik niet weg kon. Wat dat betreft, is mijn baan heel vrij", vertelt John. Bron: Google, geraadpleegd op 27 januari 2022
- 'Oh…!' Robby stampte kreunend van ergernis heen en weer langs de waterkant. 'Hoort nou toch 's zo'n intellectueel! Jij snapt ook niks, he, jij? Jij hebt nooit nergens niet van gehoord, he? Nee! nee! en nog 's nee! (…)'. Bron: Weerborstels van A.F.TH. van der Heijden, p. 60
- Niks geen tralala! Stevig Rotterdams blond bier. Zowel geschikt voor de echte zeebonk als je kleine zussie. Bron: bier-online.nl/product/niks-geen-tralala/
- Met een bladvanger of bladscheider voorkomt u op een eenvoudige en efficiënte manier dat de hemelwaterafvoer niet verstopt kan raken. Bron: www.wildkamp.nl
- Verbier ging skiën en hij kan de drukte er dus niet vergelijken met een 'normaal' jaar. Maar ik zag er geen enkele reden om mensen af te raden om niet te gaan skiën. Bron: De Standaard, 30 december 2020
- En het is toch nooit niks
En het is toch nooit niks
Of da ge u wonde na likt
Of oe eigen in de fik stikt
Het is altijd dezelfde shit
Waardat ge zelf mee zit Bron: Nooit niks, Fixkes - Op het moment dat er ergens iets aan de hand is, worden wij door dit soort bedrijven gewaarschuwd. Uiteraard moeten wij bij overvallen dan zien te voorkomen dat er geen schietpartijen plaatsvinden. Bron: Utrechts Nieuwsblad; voorbeeld uit Burger, Peter & Jaap de Jong, 2009, Handboek stijl. Adviezen voor aantrekkelijk schrijven. Groningen/Houten: Noordhoff Uitgevers, p. 140.
Negatief-polaire woorden en uitdrukkingen (I)
- Dat hoef je niet te doen.
- Je mag hier naar binnen zonder je paspoort te hoeven laten zien.
- Je hoeft van mij maar één klusje te doen.
- Ze werken harder dan zou hoeven.
- De stallen hoeven zelden te worden gelucht.
- Niemand hoeft me te vertellen wat ik moet doen.
- Als ik ook maar iets hoeft te doen, ben ik weg.
- Zodra je een fout maakte, hoefde je niet terug te komen.
- Hoogstens drie bomen hoefden gekapt te worden om het bos gezond te houden.
- Het duurt zeker nog een uur voordat je hoeft op te staan.
Negatief-polaire woorden en uitdrukkingen (II): moeten en hoeven
- "Niet moeten komt immers ook in NN voor (zie Tabel 2), maar heeft er een beperkter gebruik: niet moeten drukt in NN een soort advies uit: 'het is beter dat niet'. Niet moeten heeft dan een betekenis die 'tegengesteld' is aan moeten."
- "In BN is die 'tegengestelde' lezing van niet moeten niet de enig mogelijke lezing omdat niet moeten ook het semantische domein van NN niet hoeven bestrijkt, dus de ontkenning of omkering van een verplichting/noodzakelijkheid ('het is niet noodzakelijk dat…'). Niet moeten heeft dan een betekenis die 'complementair' is met moeten."
- "De detailanalyse bevestigt dus dat de constructie niet moeten in NN vaker een betekenis heeft die tegengesteld is aan moeten. Dat BN-sprekers met niet moeten een complementaire betekenis kunnen aanduiden, kan gevolgen hebben voor de communicatie met NN-sprekers, zoals Van der Wouden (1998: 90-91) terecht opmerkt: “het gevolg is dat een zin als je moet niet komen dubbelzinnig of vaag is tussen 'je hoeft niet te komen' en 'je bent verplicht, niet te komen' ” (resp. onze 'complementaire' en 'tegengestelde' lezing)."
- Wat wordt er uitgedrukt: ‘het is beter dat niet …’, ‘het is niet noodzakelijk dat…’ of ‘het is noodzakelijk/verplicht dat niet …’?
- Zegt de betekenis van het gebruik van moeten/hoeven iets over de herkomst van de tekst (NN/BN)?
- Is er twijfel mogelijk tussen twee lezingen?
- Staan er in de zinnen met moeten/hoeven nog (negatieve) elementen die het gebruik van moeten/hoeven mogelijk maken? Zie ook de overzichtstabel in 29.5