Voorbeeldzoeker x
(typ in het invoerveld om het voorbeeld te wijzigen)
zoek dit voorbeeld in:
ANS

Woordenboeken

  • INT (500 AD - heden)
  • Etymologiebank
  • Woordenlijst.org

Corpora en lexica

  • Corpus Hedendaags Nederlands Clarin login
  • GrETEL (CGN, Lassy)
  • SoNar Clarin login
  • Delpher
  • Celex Clarin login

Overige bronnen

  • Taalportaal
  • DBNL
  • Taaladvies.net
  • Wikipedia
  • Google

Variatie en stijl

Tussen de standaardtaal in Nederland, België en Suriname zijn er een aantal verschillen in het gebruik van telwoorden en van zelfstandige naamwoorden die volgen op telwoorden. Ook zijn er enkele stijlverschillen (bijv. formeel vs. informeel).

Tig

Het onbepaald hoofdtelwoord tig is informele standaardtaal in Nederland, en betekent '(heel) veel'. Het wordt uitgesproken met een volle vocaal, zoals die in kip (in tegenstelling tot het achtervoegsel -tig in bijvoorbeeld vijftig, dat met een sjwa wordt uitgesproken).

  • Er zijn tig verschillende soorten eetbaar zeewier.
  • Ik heb je al tig keer gevraagd je kamer op te ruimen.

Tig wordt soms ook op een andere manier gebruikt, als versterkend bijwoord. Dit is echter geen standaardtaal:

  • Het was tig moeilijk.
  • Er waren tig veel mensen op het concert gisteren.

Honderdzoveel

In het Nederlands-Nederlands en Surinaams-Nederlands wordt de vorm honderdzoveel gebruikt om 'ergens tussen de 100 en 200' aan te geven. Deze vorm wordt in het Belgisch-Nederlands niet of nauwelijks gebruikt.

In twee, met vijven

In het Belgisch-Nederlands krijgen hoofdtelwoorden die op een voorzetsel volgen soms geen uitgang -en. Dat is zowel het geval bij bepaalde als onbepaalde telwoorden:

  • de stok brak in twee (i.p.v. in tweeën)
  • ze waren met veel (i.p.v. met velen)

Constructies zoals We komen met zijn vijven komen in het Belgisch-Nederlands ook wel eens voor zonder het bezittelijk voornaamwoord, dus We komen met vijven, maar dit wordt niet als standaardtaal beschouwd. De zin We komen met vijf daarentegen, wordt wel als standaardtaal geaccepteerd.

Verder komen in regionaal taalgebruik, vooral in het Belgisch-Nederlands, ook wel eens vormen van telwoorden met ge- voor:

  • We gingen met ons gezessen in één auto naar het feest.
  • Ik dacht dat wij getweeën de zaak nog wel konden redden.

Deze vormen worden niet tot de standaardtaal gerekend.

Een tientje

Typisch voor het Nederlands-Nederlands is het gebruik van verkleinwoordvormen van telwoorden om bankbiljetten en muntstukken te benoemen, zoals:

  • een tientje
  • een twintigje
  • een honderdje

Twaalf meters

In het Surinaams-Nederlands kunnen bepaalde maat- en frequentie-aanduidende zelfstandige naamwoorden naast het enkelvoud ook in het meervoud gebruikt worden als ze op een telwoord volgen. Zo vind je bijvoorbeeld:

  • twaalf meter, twaalf meters
  • vijf keer, vijf keren

Drie maand

Maand wordt na een hoofdtelwoord doorgaans in het meervoud gebruikt: Hij lag vier maanden in het ziekenhuis. De enkelvoudige vorm komt hoofdzakelijk – maar niet uitsluitend – in het Belgisch-Nederlands voor, maar behoort niet tot de standaardtaal: Hij was pas vier maand oud toen hij ziek werd.

Drie meter en een half

Variatie doet zich ook voor in het gebruik van combinaties van een heel getal met een breukgetal. Zo'n combinatie staat normaal gezien vóór het zelfstandig naamwoord waar het bij hoort, zoals in Hij liep de afstand in drieëntwintig (en) drie tiende seconde of De weg is zes en een halve meter breed. In regionaal taalgebruik, en dan met name in het Belgisch-Nederlands, wordt zo’n combinatie wel eens gesplitst, bijvoorbeeld in De weg is drie meter en een half breed of De reis duurde twee uur en een half, maar deze splitsing behoort niet tot de standaardtaal.