Veelgebruikte termen
Hieronder vind je een overzicht van veelgebruikte termen bij het thema adpositie:
absolute met-constructie
Constructie waarin het voorzetsel met gevolgd wordt door twee constituenten:
- Met een boek in de hand kwam hij binnen.
- Met het hoofd gebogen komt het jongetje naar voren.
Als tegenhanger kan ook zonder worden gebruikt:
- Zonder hun uniform aan mogen ze niet naar binnen.
achterzetsel
Adpositie die achter zijn complement staat. Een synoniem is: postpositie.
- Hij liep het bos in.
- Ze reden de stad uit.
adpositie
Een onveranderlijk, doorgaans kort woord dat een ruimtelijke, temporele of andere relatie uitdrukt, zoals in, op en aan. Een ander woord voor adpositie is zetsel. Ze staan voor, achter, of om een complement. Een adpositie kan ook uit meerdere woorden bestaan.
- De kat slaapt in haar mand.
- Ze lopen de stad uit.
- Ze fietsen om de kerk heen.
- Ik erger me aan hun gedrag.
- Op verzoek van de directeur blijven we langer op school.
adpositieconstituent
Een woordgroep die gevormd wordt door de combinatie van de adpositie en zijn complement.
- Hij liep het bos in.
- Sinds vorig jaar woon ik in Brussel.
- Ik was hierdoor te laat op school.
- De wielrenners fietsten om de kerk heen.
circumpositie
Een synoniem voor omzetsel.
complement
Een woordgroep waarmee een adpositie een nauwe verbinding aangaat. Vaak is dit een woordgroep met een zelfstandig naamwoord of een voornaamwoord als kern.
- Hij liep het bos in.
- Sinds vorig jaar woon ik in Brussel.
- Ik was hierdoor te laat op school.
- De wielrenners fietsten om de kerk heen.
directioneel
Een ander woord voor richting. In de zinnen hieronder heeft het complement van de adpositie een directionele relatie met het onderwerp van de zin, en wordt een pad of richting aangeduid.
- De appel viel van de boom.
- Ze renden naar de trein.
locatief
Een ander woord voor ruimtelijk. In de zinnen hieronder heeft het complement van de adpositie een locatieve relatie met het onderwerp van de zin.
- Geert woont in Antwerpen.
- Het boek ligt op de tafel.
omzetsel
Adpositie die bestaat uit twee delen die aan beide kanten van het complement staan. Een synoniem is: circumpositie.
- Hij liep naar zijn auto toe.
- De trein rijdt om de stad heen.
- Tussen de lessen door gingen ze voetballen.
partikel
Het niet-werkwoordelijk deel van een scheidbaar samengesteld werkwoord, zoals aan in aanvallen, en tegen in tegenhouden.
postpositie
Een synoniem voor achterzetsel.
prepositie
Een synoniem voor voorzetsel.
scheidbaar samengesteld werkwoord
Een werkwoord dat bestaat uit een partikel en een werkwoord. Het partikel kan direct aan het werkwoord voorafgaan, maar ook gescheiden van het werkwoord voorkomen.
- Kunnen jullie hem tegenhouden?
- Houden jullie hem tegen?
- De peuter wilde de televisie zelf aanzetten.
- De peuter probeerde zelf de televisie aan te zetten.
Dit soort werkwoorden worden ook wel samenkoppelingen genoemd.
temporeel
Een ander woord voor tijdelijk. In de zinnen hieronder heeft het complement van de adpositie een tijdsrelatie met het onderwerp van de zin.
- De les begint om 9 uur.
- Ze komen met Pasen op bezoek.
voornaamwoordelijk bijwoord
Bijwoord dat een persoonlijk voornaamwoord vervangt, wanneer dat persoonlijk voornaamwoord in combinatie met een adpositie voorkomt. Het Nederlands heeft de volgende voornaamwoordelijke bijwoorden: er, hier, daar, waar, ergens, nergens en overal.
- Ik dacht terug aan het feest. > Ik dacht eraan terug.
- Met dit mes kun je goed snijden. > Hiermee kun je goed snijden.
- Zij gelooft in een goede afloop. > Zij gelooft erin.
voorzetsel
Adpositie die vóór zijn complement staat. Een synoniem is: prepositie.
- De kat ligt in de mand.
- Hij liep naar zijn auto.
voorzetseluitdrukking
Vaste uitdrukking die bestaat uit een voorzetsel, een zelfstandig naamwoord (al of niet voorafgegaan door een lidwoord), en nog een voorzetsel.
- Aan de hand van die kaart vonden ze de weg terug.
- Op verzoek van de rechter was iedereen aanwezig.
- Met uitzondering van klanten mag niemand hier parkeren.
zetsel
Een synoniem voor adpositie.