Voorbeeldzoeker x
(typ in het invoerveld om het voorbeeld te wijzigen)
zoek dit voorbeeld in:
ANS

Woordenboeken

  • INT (500 AD - heden)
  • Etymologiebank
  • Woordenlijst.org

Corpora en lexica

  • Corpus Hedendaags Nederlands Clarin login
  • GrETEL (CGN, Lassy)
  • SoNar Clarin login
  • Delpher
  • Celex Clarin login

Overige bronnen

  • Taalportaal
  • DBNL
  • Taaladvies.net
  • Wikipedia
  • Google

Het type erover en overal in

Een kenmerkend, en voor leerders vaak lastig aspect van het Nederlands vind je in onderstaande zinnen:

  • Mijn tas ligt ernaast.
  • Ik was hierdoor te laat op school.
  • Op belangrijke momenten, of vlak daarvoor, ging het mis.
  • Waarmee ga je dat repareren?
  • Onze klanten komen overal vandaan.
  • Je moet ergens in geloven.
  • Ze deinzen nergens voor terug.

Er, hier, daar, waar, ergens, nergens en overal zijn voornaamwoordelijke bijwoorden. Ze vervangen een woord of woordgroep: xZie ANS 9.5 Adposities met een voornaamwoordelijk bijwoord als complement en subparagrafen voor meer verdieping

  • Mijn tas ligt naast de piano.
  • Ik was door dat probleem te laat op school.
  • Op belangrijke momenten, of vlak voor belangrijke momenten, ging het mis.
  • Met welk gereedschap ga je dat repareren?
  • Onze klanten komen van alle plekken.
  • Je moet in iets geloven.
  • Ze deinzen voor niets terug.

Ergens en nergens en overal zijn de vervangers van iets, niets en alles.

Normaal gesproken kunnen we een woordgroep als de piano vervangen door een persoonlijk voornaamwoord:

  • De verhuizers tillen de piano de trap op.
  • De verhuizers tillen hem de trap op.

Maar als de piano na een voorzetsel staat, kan dit niet, en gebruiken we er:

  • Mijn tas ligt naast de piano.
  • Mijn tas ligt naast hem. fout
  • Mijn tas ligt ernaast.

We kunnen er vervangen door waar of hier/daar, bij vragen of bij nadruk:

  • Mijn tas ligt ernaast.
  • Mijn tas ligt daarnaast.
  • Ernaast ligt mijn tas. fout
  • Daarnaast ligt mijn tas.
  • Hiernaast ligt mijn tas.
  • Waarnaast ligt je tas?

Ook kunnen er woorden tussen er, waar, daar en de adpositie komen:

  • Mijn tas ligt er niet naast.
  • Mijn tas lag er gisteren nog naast.

Veel werkwoorden hebben een vast voorzetsel, zoals zin hebben in of denken aan. Bij dit soort werkwoorden kom je dan ook vaak voornaamwoordelijke bijwoorden tegen:

  • We hebben er zin in! (We hebben zin in het feest)
  • Ik heb vandaag nergens zin in! (Ik heb vandaag zin in niets)
  • Ik moet er niet aan denken! (Ik moet niet denken aan die lange wandeling)
  • Hij had overal genoeg van. (Hij had genoeg van alles)

Dit soort constructies worden gebruikt voor 'dingen', en niet voor personen: xZie ANS 9.5.2 Kunnen voornaamwoordelijke bijwoorden naar personen verwijzen?

  • De juf geeft het boek aan het meisje.
  • De juf geeft het boek aan Sofie.
  • De juf geeft het boek aan haar.
  • De juf geeft het boek eraan. fout

Toch komt dit in informeel taalgebruik nog wel eens voor:

  • Dat is de jongen over wie ik je vertelde.
  • Dat is de jongen waarover ik je vertelde. informeel