WoordklemtoonxDit is een samenvatting van ANS 1.6 Woordklemtoon
Waar ligt de klemtoon van een woord in het Nederlands? Dat is niet automatisch te zeggen. Er is geen vaste positie voor de hoofdklemtoon van een woord. Maar dat betekent niet dat er niet enkele regels voor zijn te geven.
Basisregels
Klemtoon is een fonologische eigenschap die niet met de spraakklanken te maken heeft, maar met de mate waarin bepaalde lettergrepen nadruk krijgen. Die nadruk wordt verkregen doordat de lettergreep bijvoorbeeld luider wordt uitgesproken dan de overige lettergrepen.xOok in een zin kan het ene woord prominenter zijn dan het andere. We spreken dan van zinsaccent. Zie hiervoor ANS 1.7 Zinsaccent en intonatie. Ook kan een beklemtoonde lettergreep langer duren en kunnen de klanken in een beklemtoonde lettergreep worden met meer spierspanning uitgesproken.
In woorden met meer dan een lettergreep is een van de lettergrepen altijd de meest prominente. Dat is de lettergreep die hoofdklemtoon draagt.xNaast hoofdklemtoon kan een woord ook secundaire klemtoon hebben. Zie hiervoor ANS 1.6.3 Secundaire klemtoon. Zo heeft het woord ádem de hoofdklemtoon op de eerste lettergreep, dat stellen we voor met het accentteken ˈ voor die lettergreep, namelijk [ˈadəm]. Een woord als banáán heeft de hoofdklemtoon op de tweede lettergreep, namelijk [baˈnan].
In het Nederlands is er geen vaste positie voor de hoofdklemtoon in een woord.xZie ANS 1.6.1 De klemtoon in ongelede woorden. Er doen zich vier mogelijkheden voor:
- klemtoon op de eerste lettergreep: váder, ólifant, Wágeningen;
- klemtoon op de laatste lettergreep: proféét, kanáál, normáál, psychologíé, paracetamól, encyclopedíé;
- klemtoon op de voorlaatste lettergreep: agréssie, ambassáde, indoctrinátie;
- klemtoon op de voor-voorlaatste lettergreep: petróleum, gymnásium, ária.
Voor sommige woorden valt de positie van de klemtoon te voorspellen op basis van regels, maar er zijn ook veel uitzonderingen, die woord per woord geleerd moeten worden. Een algemene regel is dat er nooit klemtoon valt op lettergrepen met een sjwa als klinker. Verder valt de klemtoon in woorden van twee lettergrepen meestal op de voorlaatste lettergreep, zoals in áppel, ólie, páling, maar uitzonderingen daarop vormen bijvoorbeeld uitheemse (vaak Franse) woorden zoals buréau, chemíé, troféé en appél.
Bij meerlettergrepige woorden speelt het gewicht van de lettergrepen een rol voor de positie van de hoofdklemtoon. Wat het gewicht van lettergrepen betreft, worden er drie typen onderscheiden:
- een lichte lettergreep eindigt op een klinker (bijv. Mája, kílo);
- een zware lettergreep eindigt op een ongespannen klinker gevolgd door één medeklinker (bijv. Ádam, ózon);
- een superzware lettergreep eindigt op een gespannen klinker gevolgd door één medeklinker (bijv. kanáál, servíés, kannibáál) of op een ongespannen klinker gevolgd door twee medeklinkers (bijv. baláns, concért, dirigént).
De regel voor het plaatsen van de hoofdklemtoon luidt als volgt:xHet gaat hier om ongelede woorden. Bij samengestelde woorden, zoals verwaarloosbaar of fundamenteel wordt de plaats van de hoofdklemtoon mede bepaald door de morfologische bouw. Zie hiervoor ANS 1.6.4 De klemtoon in afgeleide woorden.
In meerlettergrepige woorden valt de hoofdklemtoon op de voorlaatste lettergreep
(tenzij deze een sjwa bevat), maar:
-op de laatste lettergreep als die superzwaar is (bijv. kannibáál,
concért) of een tweeklank bevat (bijv. cacáo, batteríj);
-op de voor-voorlaatste lettergreep als de laatste zwaar is en de voorlaatste
licht (bijv. álfabet, lúcifer, Pákistan).
Er zijn echter heel wat uitzonderingen op de regel voor hoofdklemtoon. Zo hebben de volgende woorden een zware laatste lettergreep die toch de hoofdklemtoon draagt: kabinét, testosterón. Daarnaast zijn er nog de volgende uitzonderingen op de regel:
- woorden – die vaak aan het Latijn ontleend zijn – met klemtoon op de voor-voorlaatste in plaats van de voorlaatste lettergreep (zoals de regel zou voorspellen), bijv. página, Amérika, lógica, malária, rátio;
- woorden – meestal aan het Frans ontleend – die eindigen op een klinker en uit meer dan twee lettergrepen bestaan en die hoofdklemtoon op de laatste lettergreep krijgen, zoals canapé, continú, paraplú, democratíé, individú, psychologíé;
- woorden met een superzware laatste lettergreep die de hoofdklemtoon op de voor-voorlaatste lettergreep krijgen, bijv. hóspitaal, léxicon, ólifant.