Veelgebruikte termen
Hieronder vind je een overzicht van veelgebruikte termen rond het thema adjectieven:
adjectief Een woord dat een substantief modificeert en dat een kwaliteit of eigenschap aan de referent van dat substantief toekent. attributief gebruik We spreken van attributief of bijvoeglijk gebruik als het adjectief een onderdeel vormt van een naamwoordelijke constituent met een substantief of een equivalent daarvan als kern. Dat wil zeggen, als het bijvoeglijke bepaling is bij zo’n substantief, zoals in De grote boom. bijwoordelijk/adverbiaal gebruik Een adjectief wordt bijwoordelijk gebruikt als het iets zegt over een werkwoord, bijwoord of ander adjectief, zoals in ik werk hard, ontzettend vaak en goed zichtbaar. buigings-e De -e (uitgesproken als stomme-e of sjwa) die achter het adjectief komt in de verbogen vorm: de rode fiets, een spannende finale. buigings-s (partitieve genitief) De -s die het adjectief krijgt als het voorafgegaan wordt door woorden als iets, niets, een heleboel enz.: iets moois, een heleboel fraais. omschreven vorm Vorm van de vergrotende en overtreffende trap met meer en meest: hij is meer bereid, het meest afschuwelijke. overtreffende trap De overtreffende trap (superlatief) is de vorm van het adjectief op -st, zoals in het leukst, de grappigste komiek. De vorm wordt gebruikt om aan te geven dat een of andere bijzonderheid bij een bepaalde zelfstandigheid in vergelijking met een andere zelfstandigheid in de hoogste mate aanwezig is. predicatief gebruik Een adjectief wordt predicatief gebruikt als het als naamwoordelijk deel van het gezegde of als bepaling van gesteldheid fungeert, zoals in Het eten is lekker of Het wordt donker. stellende trap De stellende trap (positief) is de gewone vorm van adjectieven: blauw, groot enz. Deze vorm wordt gebruikt voor attributief, predicatief of bijwoordelijk gebruikte adjectieven en om aan te geven dat er sprake is van gelijkheid (bijv. net zo mooi als). vergrotende trap De vergrotende trap (comparatief) is de vorm van het adjectief die uitgaat op -er of -der. Hij wordt gebruikt om aan te geven dat een bepaalde bijzonderheid bij één zelfstandigheid (persoon/dier/ding/situatie) in sterkere mate aanwezig is dan bij een andere: de oudere zus, een snellere computer. zelfstandig gebruik Een adjectief dat zelfstandig wordt gebruikt, wordt niet gevolgd door een substantief, zoals in Ze had twee dochters, Mara was de oudste.