Het geïmpliceerd onderwerp van de beknopte bijzin
 
[ 19·3·2 ]
 
1 In beknopte bijzinnen wordt zoals gezegd het onderwerp niet uitgedrukt. Er is echter wel impliciet een onderwerp aanwezig; men zegt dan ook dat de beknopte bijzin een verzwegen of geïmpliceerd onderwerp heeft (deze term heeft dezelfde inhoud als bij een infinitief als werkwoordelijke aanvulling in een werkwoordgroep; zie ). We bespreken hier eerst beknopte bijzinnen met zinsdeelfunctie; beknopte bijzinnen als zinsdeelstuk komen onder 4 aan de orde.
     Beknopte bijzinnen die zinsdeel zijn, moeten aan bepaalde voorwaarden voldoen wat het geïmpliceerd onderwerp betreft. In het algemeen moet het geïmpliceerd onderwerp van een beknopte bijzin identiek zijn hetzij met het onderwerp hetzij met het indirect object van de zin waar de bijzin rechtstreeks van afhankelijk is (dus de zin op het eerstvolgende hogere niveau; zie ). Er zijn echter ook gevallen mogelijk waarbij het geïmpliceerd onderwerp van de beknopte bijzin identiek is met het lijdend voorwerp van de hogere zin. Hieronder volgen enkele voorbeelden van beknopte bijzinnen (de (b) -zinnen), met voor de duidelijkheid de corresponderende volledige bijzinnen erboven (de (a) -zinnen). In de (a) -zinnen zijn het onderwerp, het indirect object of het lijdend voorwerp van de hogere zin en het onderwerp van de bijzin gecursiveerd; aangenomen moet worden dat deze zinsdelen telkens dezelfde personen in de werkelijkheid aanduiden. (De 'hogere' zin is in de voorbeelden (2) en volgende de hoofdzin, maar in (1) de bijzin die zich één niveau hoger bevindt dan de bijzin waarom het hier gaat.)

·   onderwerp bijzin = onderwerp hogere zin:

(1a) (Ik dacht dat) mijn broer beloofd had dat hij zijn vrouw mee zou brengen.
(1b) (Ik dacht dat) mijn broer beloofd had (om) zijn vrouw mee te (zullen) brengen.
(2a) Moeder zei ons dat ze vroeg thuis zou komen.
(2b) Moeder zei ons vroeg thuis te (zullen) komen.
(3a) Doordat Jan voortdurend iedereen tegenwerkte, had hij veel vijanden gekregen.
(3b) Door voortdurend iedereen tegen te werken, had Jan veel vijanden gekregen.
(4a) Terwijl ze vrolijke kampliedjes zongen, schilden de padvinders de aardappels.
(4b) Vrolijke kampliedjes zingend, schilden de padvinders de aardappels.
(5a) Wanneer we terugkomen op de vraag van daarnet moeten we dus stellen dat er vooralsnog geen oplossing voor het probleem te vinden is.
(5b) Terugkomend op de vraag van daarnet moeten we dus stellen dat er vooralsnog geen oplossing voor het probleem te vinden is.



·   onderwerp bijzin = indirect object hogere zin:

(6a) De commandant beval de soldaten dat ze de versperringen moesten opblazen.
(6b) De commandant beval de soldaten (om) de versperringen op te blazen.
(7a) Moeder zei ons dat we vroeg thuis moesten komen.
(7b) Moeder zei ons vroeg thuis te komen.
(8a) Het is voor ons geen pretje dat we hier moeten wonen.
(8b) Het is voor ons geen pretje (om) hier te moeten wonen.
(9a) Terwijl ik door het boek bladerde, vielen mij al meteen talloze zetfouten op.
(9b) Al bladerend door het boek, vielen mij al meteen talloze zetfouten op.



·   onderwerp bijzin = lijdend voorwerp hogere zin:

(10a) Justitie verdenkt de bende ervan dat ze tientallen gestolen auto's naar Oost-Europa gesmokkeld heeft.
(10b) Justitie verdenkt de bende ervan tientallen gestolen auto's naar Oost-Europa gesmokkeld te hebben.
(11a) De ouders moesten hun kinderen er telkens weer toe aansporen dat ze hun huiswerk zouden maken.
(11b) De ouders moesten hun kinderen (er) telkens weer (toe) aansporen (om) hun huiswerk te maken.
(12a) Niets verplicht u ertoe dat u aan deze actie meewerkt.
(12b) Niets verplicht u ertoe (om) aan deze actie mee te werken.


Bij dit laatste soort gevallen gaat het meestal om lijdende voorwerpen bij een gezegde dat betekenisverwantschap vertoont met een gezegde dat een meewerkend voorwerp bij zich krijgt (vergelijk ), zie de voorbeelden (11) en (12). Kenmerkend is voorts dat de bijzin de functie van voorzetselvoorwerp heeft.
     Een voorbeeld van een andersoortig geval is de volgende zin:

(13) Luid zingend hoorden we haar naar beneden komen.

Ook hier komt het geïmpliceerd onderwerp van de beknopte bijzin overeen met het lijdend voorwerp van de hoofdzin (haar). Een bijzonderheid is echter dat haar zelf geïmpliceerd onderwerp is van naar beneden komen (zie ).
     Uit een vergelijking van de voorbeelden (2b) en (7b) moge blijken dat weglating van het hulpwerkwoord een beknopte bijzin kan opleveren waarbij meer dan één interpretatie mogelijk is: in dezelfde context als (2a) betekent de bijzin van (2b) ook zonder zullen dat 'moeder van plan is vroeg thuis te komen', in het geval van (7b), in een andere context, is de betekenis dat 'wij vroeg thuis moeten komen'.
     Andere gevallen die verschillende interpretaties van de beknopte bijzin toelaten, zijn:

(14) Frank stelde Marinel voor naar Utrecht te verhuizen.
(15) Jaap sprak met Maarten af bij de ingang van het station te wachten.

Naargelang van de context kan de beknopte bijzin in (14) zowel betekenen dat Frank en Marinel allebei verhuizen als dat één van beiden verhuist (al ligt in het laatste geval de interpretatie dat Frank verhuist, wellicht het meest voor de hand). Ten aanzien van (15) bestaan vergelijkbare interpretatiemogelijkheden, maar de interpretatie waarbij alleen Jaap wacht lijkt hier de meest voor de hand liggende. Toevoeging in de bijzin van allebei daarentegen zou de interpretatie dat zowel Jaap als Maarten wachten, dwingend maken. Een bijzonderheid van (15) in deze laatste interpretatie is dat het geïmpliceerd onderwerp met een ander dan de hierboven al genoemde zinsdelen overeenkomt (de bepaling met Maarten).
 
2 Het zinsdeel uit de hogere zin waarmee het geïmpliceerd onderwerp van de bijzin overeenkomt, kan zelf ook geïmpliceerd zijn, dat wil zeggen dat het niet aanwezig is maar uit context en/of situatie kan worden aangevuld. Zo zijn in plaats van (6b) en (8b) ook (6c) en (8c) mogelijk, zonder indirect object:

(6c) De commandant beval de versperringen op te blazen.
(8c) Het is geen pretje hier te moeten wonen.

Een ander voorbeeld:

(16a) De eerlijkheid gebiedt me dat ik moet zeggen dat deze aanvraag niet aan de minimumeisen voldoet.
(16b) De eerlijkheid gebiedt me te zeggen dat deze aanvraag niet aan de minimumeisen voldoet.
(16c) De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat deze aanvraag niet aan de minimumeisen voldoet.

In vergelijking met (16a) en (16b) kan de keuze voor (16c), waarin elke verwijzing naar de ik-persoon ontbreekt, een uiting van beleefdheid zijn. Een zin als (16c) kan echter net als een zin als (8c) ook opgevat worden als een algemene uitspraak, waarbij als geïmpliceerd indirect object van de hoofdzin 'iemand' of 'een mens' aangenomen kan worden ('Het is voor iemand geen pretje...', 'De eerlijkheid gebiedt een mens te zeggen...'). Het geïmpliceerd onderwerp van de beknopte bijzin kan derhalve omschreven worden met een voornaamwoord met vage, algemene referentie (men en equivalenten), bijv.: 'Het is geen pretje als men/je hier moet wonen'.
     Andere voorbeelden van algemene uitspraken waarin beknopte bijzinnen voorkomen, zijn:

(17) Het is gezond (om) veel te wandelen.
(18) Het is goed (om) hier te zijn.
(19) Het verdient aanbeveling (om) eerst goed de inleiding van dit boek door te lezen.

De beknopte bijzinnen fungeren hier als eigenlijk onderwerp (na het voorlopige onderwerp het). Het geïmpliceerd onderwerp van de beknopte bijzin is ook hier 'men'.
     Een aparte groep vormen beknopte bijzinnen als de volgende, die het karakter van een vaste uitdrukking hebben. Ze zijn meestal te omschrijven als als-zinnen met het onderwerp men. Voorbeelden:

(20) Om kort te gaan/om een lang verhaal kort te maken, iedereen was die hele zaak al lang zat. ('Als men kort gaat'/' als men een lang verhaal kort maakt')
(21) Om het recht voor zijn raap te zeggen, Co was gewoon gek. ('Als men het recht voor zijn raap zegt')
(22) Om het zacht uit te drukken, zij hadden noch de toon noch de houding van een christenmens. ('Als men het zacht uitdrukt')
(23) Alles bij elkaar genomen heb je gelijk. ('Als men alles bij elkaar neemt')
(24) Eerlijk gezegd durft zijn broer niet. ('Als men het eerlijk zegt')

In deze gevallen is identiteit tussen het geïmpliceerde onderwerp en het onderwerp of het indirect object van de hogere zin niet nodig: de beknopte bijzin staat hier immers niet in een directe betekenisrelatie tot die hogere zin, maar hoort veeleer bij een niet-uitgedrukte zin, bijv. in (22): om het zacht uit te drukken kan men zeggen: (...).
 
3 Afgezien van vaste uitdrukkingen zoals vermeld onder 2 zijn beknopte bijzinnen waarin het geïmpliceerd onderwerp niet identiek is met het onderwerp, het indirect object of het lijdend voorwerp van de zin waarvan ze afhangen, in strijd met de regels . Voorbeelden:

(25) Vrolijke kampliedjes zingend, werden de aardappels geschild.   <<uitgesloten>>
(26) Na een glaasje limonade gedronken te hebben, vertrok de bus met kinderen weer.   <<uitgesloten>>
(27) (Vader en moeder waren de stad in geweest.) Weer thuisgekomen, was hun dochter nog niet gearriveerd.   <<uitgesloten>>

Zijn zinnen als de bovenstaande vanwege het onbedoelde komische effect duidelijk niet aanvaardbaar, in andere gevallen is het moeilijker een oordeel te vellen. Zo is een passieve zin als (28), met een doelaanduidende beknopte bijzin met om te + infinitief, in tegenstelling tot (25) beslist acceptabel:

(28) De bevoorradingslijnen werden vernietigd om de vijand tot een snelle overgave te dwingen. (= 'Men vernietigde de bevoorradingslijnen, omdat men de vijand tot een snelle overgave wilde dwingen')

Vooral als de inbeddende zin gemakkelijk zodanig te veranderen is dat er een persoonlijk voornaamwoord van de eerste persoon als onderwerp verschijnt, dat tevens als geïmpliceerd onderwerp van de beknopte bijzin kan dienen, of als het algemeen verwijzende men als onderwerp kan fungeren (vergelijk de voorbeelden onder 2), bestaan er weinig bezwaren tegen de bedoelde constructie. Zin (29) is misschien een grensgeval:

(29) Al lezende groeide de behoefte op uw artikel te reageren. (= 'Terwijl ik uw artikel las, voelde ik een groeiende behoefte erop te reageren.')

Zinnen als (30) en volgende zijn echter net als (28) voor de meeste taalgebruikers zeker aanvaardbaar:

(30) (Afgesproken werd) dat de verkregen gegevens ingedeeld zouden worden in klassen, teneinde een en ander na te gaan. (= '(...) dat we/men de verkregen gegevens zouden/zou indelen in klassen, teneinde een en ander na te gaan.')
(31) Om deze vraag te beantwoorden is alweer een korte uiteenzetting over enige principiële kwesties nodig. (= 'Om deze vraag te beantwoorden, moet ik/men alweer een korte uiteenzetting over enige principiële kwesties geven.')
(32) Terugkomende op het examen, er valt een groot verschil te constateren tussen gymnasium en atheneum. (= 'Terugkomend op het examen, we kunnen/men kan een groot verschil constateren tussen gymnasium en atheneum.')


 
4 Ook in beknopte bijzinnen die geen zinsdeel, maar zinsdeelstuk zijn, moet een geïmpliceerd onderwerp aangenomen worden. Dat geïmpliceerd onderwerp kan identiek zijn met een ander zinsdeel uit de inbeddende zin (zoals in (33b) en (34b)), ofwel overeenkomen met een ander element uit dezelfde (naamwoordelijke) constituent waar de beknopte bijzin deel van uitmaakt (anders gezegd: een ander stuk van het zinsdeel waarin de beknopte bijzin zinsdeelstuk is). Voorbeelden zijn:

(33a) De vrees dat hij niet au sérieux genomen werd, achtervolgde hem zijn hele leven.
(33b) De vrees niet au sérieux genomen te worden, achtervolgde hem zijn hele leven.
(34a) Het bevel dat ze moesten aanvallen bereikte de soldaten te laat.
(34b) Het bevel om aan te vallen bereikte de soldaten te laat.
(35a) Jans mededeling/de mededeling van Jan dat hij niet zou komen, verraste ons.
(35b) Jans mededeling/de mededeling van Jan niet te zullen komen, verraste ons.
(36a) Mijn besluit dat ik niet mee zou gaan, viel bepaald niet bij iedereen in goede aarde.
(36b) Mijn besluit (om) niet mee te gaan, viel bepaald niet bij iedereen in goede aarde.

In (35b) is het geïmpliceerd onderwerp van de beknopte bijzin identiek met de persoon die genoemd wordt in de determinerende genitief (Jans) dan wel in de voorzetselconstituent (van Jan) bij de kern van de naamwoordelijke constituent. In (36b) is het geïmpliceerd onderwerp van de beknopte bijzin identiek met de persoon waar het bezittelijk voornaamwoord mijn naar verwijst.
     In andere gevallen moet het algemeen en vaag refererende voornaamwoord men (of een equivalent) als geïmpliceerd onderwerp beschouwd worden (vergelijk de gevallen onder 2). Dit doet zich voor bij beknopte bijzinnen die deel zijn van een naamwoordelijke of een adjectivische constituent, zoals:

(37) Het was een prijs om van te schrikken. ('een prijs waar men /je van moet schrikken')
(38) Dat is nu typisch iets om kinderen blij mee te maken. ('waar men /je kinderen blij mee kunt maken')
(39) Het boek is heel leuk om in te grasduinen. ('heel leuk voor wie erin grasduint')

Voor meer voorbeelden van beknopte bijzinnen als zinsdeelstuk zij hier verwezen naar , , , en .
 
vorige pagina De voor dit onderdeel gebruikte literatuur volgende pagina