|
|
Beknopte bijzinnen met om te + infinitief
|
[ 14·5·3·8·i ]
|
1 |
Als nabepaling bij een substantivische kern kunnen beknopte bijzinnen met
infinitieven met om te optreden. De beknopte bijzin kan
geparafraseerd worden door een betrekkelijke bijzin die een hulpwerkwoord
van modaliteit (moeten, kunnen,
zullen, willen, mogen) bevat.
Voorbeelden zijn:
|
(1)
|
(Het is) een kind om te zoenen. (= 'dat je zou zoenen')
|
|
(2)
|
(Het is) geen wedstrijd om over naar huis te schrijven. (=
'waarover je naar huis zou schrijven')
|
|
(3)
|
een werkstuk om te huilen (= 'waarvan je moet huilen')
|
|
(4)
|
een middel om de dorst te verdrijven (= 'waarmee men de dorst
kan verdrijven')
|
|
(5)
|
melk om op te warmen (= 'die men kan/moet opwarmen')
|
Dergelijke beknopte bijzinnen kunnen ook als naamwoordelijk deel van het
gezegde gebruikt worden (zie
, [b]). Het gebruik van om is hier - anders
dan bij beknopte bijzinnen die een complement bij de kern zijn (zie
) - verplicht.
Beknopte bijzinnen met om te + infinitief kunnen ook als
nabepaling bij onbepaalde voornaamwoorden optreden, bijv.:
|
(6)
|
Iets om te drinken (heb ik niet bij me.) (= 'waaruit je kunt
drinken')
|
|
(7)
|
(Hier heb je) wat om naar te kijken. (= 'waarnaar je kunt
kijken')
|
|
(8)
|
Iemand om van te houden (vind ik het.) (= 'waarvan je kunt
houden')
|
|
(9)
|
(Het is) niets om over naar huis te schrijven. (= 'waarover je
naar huis zou schrijven')
|
De infinitief uit de bijzin is gecombineerd of kan gecombineerd worden met
een voorzetselconstituent (als bijwoordelijke bepaling, bijv. iets
om uit te drinken). Zie de voorbeelden hierboven. Het eerste
voorbeeld betekent dus 'een voorwerp om uit te drinken heb ik niet bij me'.
(Vergelijk met iets te drinken onder
, waarbij een onbepaald voornaamwoord gevolgd wordt door te
+ infinitief.)
Als de infinitief niet met een voorzetselconstituent verbonden is of kan
worden, drukt de bijzin een doel uit, bijv.:
|
(10)
|
(Ik vind het) iets om te onthouden. (= 'iets dat onthouden
dient te worden')
|
|
(11)
|
(Nee, dat is niet) iets om op te eten. (= 'iets dat opgegeten
moet/kan worden')
|
De beknopte bijzinnen met om te + infinitief kunnen
voorwerpen of bepalingen bevatten, bijv.:
|
(12a)
|
(Ik bedenk) iets om te vertellen.
|
|
(12b)
|
(Ik bedenk) iets om Jan te vertellen.
|
|
(13a)
|
(Ik vind het) iets om te onthouden.
|
|
(13b)
|
(Ik vind het) iets om goed te onthouden.
|
|
(14a)
|
een middel om de dorst te lessen
|
|
(14b)
|
een middel om de dorst snel te lessen
|
|
|
2 |
Nabepalingen in de vorm van beknopte bijzinnen komen na een complement en
eventuele overige nabepalingen, met één uitzondering: de bijstelling, die
gewoonlijk op de beknopte bijzin volgt. Vergelijk (15) en
(16) met (17):
|
(15)
|
een middel van vroeger om de pijn te verdrijven
|
|
(16)
|
een voorstel van meneer Smits om over te lachen
|
|
(17)
|
een middel om de pijn te verdrijven, een uitvinding van Dieser
|
Maar wanneer de bijstelling een herhaling, correctie of verzwakking tot
uitdrukking brengt, kan ze ook voor de beknopte bijzin staan:
|
(18)
|
een middel, overigens een smerig middel, om de pijn te verdrijven
|
Nabepalingen met om te + infinitief kunnen ook eventueel
verderop in de zin voorkomen, bijv.:
|
(19)
|
(Ik heb van de dokter) een middel (gekregen) om de pijn te
verdrijven.
|
|
(20)
|
(Nu heb ik) genoeg geld (verzameld) om een auto te kopen.
|
|
|
|
|