Werkwoorden met een meewerkend voorwerp
 
[ 20·4·2 ]
 
1 De voornaamste categorieën van werkwoorden die een meewerkend voorwerp bij zich kunnen of moeten hebben, zijn de volgende.

[a]  De eerste categorie omvat zelfstandige werkwoorden en koppelwerkwoorden met een adjectief die het overdragen van iets uitdrukken (ofwel het daartoe genegen of gehouden zijn) of de ontkenning daarvan. Het meewerkend voorwerp duidt in het algemeen de persoon aan die iets (niet) ontvangt. Voorbeelden: aanbieden, afstaan, bezorgen, bieden, brengen, geven, gunnen, leveren, nalaten, overdragen, overhandigen, schenken, sturen, toedienen, toereiken, toestaan, toesturen, toewijzen, uitreiken, vergoeden, verschaffen; berekenen, betalen, lenen, uitlenen, verkopen; afnemen, afpakken, beletten, besparen, onthouden, ontnemen; schuldig zijn, verschuldigd zijn.

[b]  De tweede categorie bestaat uit werkwoorden met een communicatief betekenismoment. Het meewerkend voorwerp duidt in het algemeen de persoon aan met wie gecommuniceerd wordt. Voorbeelden: berichten, doorbellen, faxen, meedelen, melden, schrijven, seinen, telefoneren, telegraferen, toeroepen, vertellen, zeggen; (lof) toezwaaien, vergeven, verwijten, zweren; (de weg) wijzen, tonen, laten zien;
     smeken, verzoeken, vragen ('de vraag stellen' en 'verzoeken'); antwoorden; bevelen, gelasten, opdragen, opleggen, voorschrijven; aanbevelen, aanraden, afraden, voorstellen ('een voorstel doen'); beloven; leren. Daarnaast kunnen enkele werkwoorden met een meewerkend voorwerp voorkomen die moeilijk te classificeren zijn, bijv.

gehoorzamen (iemand zijn geluk) benijden (iemand afkeer) inboezemen

Opmerking



 
2 De vermelde werkwoorden kunnen soms ook zonder voorwerp of alleen met een lijdend voorwerp gebruikt worden, al dan niet met betekenisverschil. Vergelijk:

(1a) Hij schrijft. (zonder voorwerp)
(1b) Hij schrijft een brief. (met lijdend voorwerp)
(1c) Hij schrijft zijn moeder een brief. (met meewerkend en lijdend voorwerp)
(1d) Hij schrijft zijn moeder. (met meewerkend voorwerp; het lijdend voorwerp is geïmpliceerd)
(2) Men mag een arbeider zijn loon niet onthouden. ('niet geven': met meewerkend en lijdend voorwerp)
(3) Die woorden zal ik altijd onthouden. ('zich herinneren': met lijdend voorwerp)


 
vorige pagina De voor dit onderdeel gebruikte literatuur volgende pagina