Bijzinnen
 
[ 15·4·3 ]
 
Bij niet-attributief gebruikte adjectieven kan een bijzin als complement optreden, hetzij in de vorm van een volledige bijzin, hetzij in de vorm van een beknopte bijzin met (om) te + infinitief. Vergelijk:

(1a) (Hij was) bang dat hij zou opvallen.
(1b) (Hij was) bang (om) op te vallen.

Soms is alleen maar een beknopte bijzin met facultatief om mogelijk, bijv.:

(2a) (We zijn niet) geneigd dat we dit zomaar voorbij zouden laten gaan.   <<uitgesloten>>
(2b) (We zijn niet) geneigd (om) dit zomaar voorbij te laten gaan.
(3a) (Jan is altijd) bereid dat hij zou helpen.   <<uitgesloten>>
(3b) (Jan is altijd) bereid (om) te helpen.

Het gaat hier telkens om zinnen die als een soort 'voorzetselvoorwerp' bij een naamwoordelijk gezegde (bang zijn, enzovoorts) opgevat kunnen worden. Zie hiervoor verder .
     Het onderwerp van de hele zin is tevens geïmpliceerd onderwerp van de beknopte bijzin (vergelijk met de gevallen in ).
 
vorige pagina De voor dit onderdeel gebruikte literatuur volgende pagina