Het gebruik van om in beknopte bijzinnen met te + infinitief
 
[ 19·3·3 ]
 
1 Beknopte bijzinnen met zinsdeelsfunctie waarvan het gezegde uit een infinitief met te bestaat, kunnen - als ze niet door een ander voegwoord worden ingeleid - al dan niet voorafgegaan worden door om. Dit voegwoord om kan naargelang van het geval verplicht, uitgesloten of facultatief zijn.

[1] 
    

[a]  Het voegwoord om is verplicht als de beknopte bijzin de functie heeft van:

·   naamwoordelijk deel van het gezegde of bepaling van gesteldheid (de infinitief heeft meestal passieve betekenis, maar niet bij (3)), bijv.:

(1) De muziek is niet om aan te horen.
(2) Ik vind haar in die jurk om te stelen.
(3) Het is echt om te huilen.



·   bijwoordelijke bepaling van doel, bijv.:

(4) Hij ging om kwart over elf weg, om de laatste bus nog te kunnen halen.
(5) Ik heb het gedaan om hem te helpen.

Opmerking




[b]  Verder is om verplicht in de vaste uitdrukkingen die bedoeld worden in :

(6) Om kort te gaan, de uitkomsten van het onderzoek zijn volkomen in tegenspraak met de verwachtingen.
(7) Om maar meteen met de deur in huis te vallen, met dit voorstel kan ik absoluut niet instemmen.
(8) Ik vind het, om het zacht uit te drukken, een weinig doordacht voorstel.




[2]  Het voegwoord om is uitgesloten als de beknopte bijzin lijdend voorwerp is bij werkwoorden met de betekenis '(een vorm van) zeggen' of '(een vorm van) bemerken' (bijv.

mededelen berichten verklaren merken voelen ervaren

). Voorbeelden:

(9) Moeder zei vroeg thuis te zullen zijn.
(10) De minister verklaarde de motie naast zich neer te zullen leggen.
(11) Hij voelde een fout begaan te hebben.
(12) Ik merkte als een buitenstaander beschouwd te worden.



[3]  In andere gevallen is het voegwoord om facultatief. De gesproken taal geeft meestal de voorkeur aan het gebruik van om. In geschreven taal wordt om dikwijls weggelaten; de samengestelde zin doet daardoor gauw wat stijver en vormelijker aan. Voorbeelden:

(13) Het valt niet mee (om) zo hard te moeten lopen. (onderwerp)
(14) Je moet me beloven (om) nu eens op tijd naar bed te gaan. (lijdend voorwerp)
(15) Hij heeft nog geprobeerd (om) de deur open te krijgen. (lijdend voorwerp)
(16) Ik verlangde ernaar (om) eindelijk eens kennis met haar te maken. (voorzetselvoorwerp)
(17) Je wordt het zo langzamerhand beu (om) steeds hetzelfde te moeten zeggen. (oorzakelijk voorwerp)

Het gebruik van om in zulke gevallen kan het beste beschouwd worden als hulpmiddel om de structuur van de samengestelde zin doorzichtiger te maken. Het is daarom soms aan te bevelen. Soms kan op die manier zelfs een structurele en semantische dubbelzinnigheid opgeheven worden, voorzover context en situatie onvoldoende uitsluitsel geven, bijv. in het volgende geval:

(18a) Maarten beloofde Nora te bellen.
(18b) Maarten beloofde (om) Nora te bellen.
(18c) Maarten beloofde Nora (om) te bellen.

In gesproken taal kan de accentuering mede uitsluitsel geven over structuur en betekenis van (18a) (zinsaccent op Nora dan wel op bellen). Toevoeging van om kan een extra steun vormen. In geschreven taal is men bij onvoldoende duidelijkheid op dat laatste hulpmiddel aangewezen. In (18b) geeft de plaatsing van om aan dat de zin betekent 'Maarten beloofde de spreker of iemand anders dat hij Nora zou bellen', in (18c) dat de betekenis is 'Maarten beloofde Nora dat hij haar of iemand anders zou bellen'.

 
2 Het gebruik van om bij te + infinitief in beknopte bijzinnen die zinsdeelstuk zijn, hangt af van de functie die de beknopte bijzin vervult ten opzichte van de kern van de constituent in kwestie.

[1]  Is de beknopte bijzin nabepaling, dan is om verplicht, bijv.:

(19) Het was een prijs om van te schrikken.
(20) Dat is nu typisch iets om kinderen blij mee te maken.
(21) Het boek is heel leuk om in te grasduinen.

Dat geldt ook voor een beknopte bijzin als bijwoordelijke bepaling van graadaanduidend gevolg bij te of genoeg, bijv.:

(22) Dat boek is te dik om in één avond uit te lezen.

Voor meer voorbeelden zie men bij de naamwoordelijke constituent ( ), de adjectivische constituent ( ) en de bijwoordelijke constituent ( ).

[2]  Is de beknopte bijzin een complement bij een substantivisch kernwoord dat een vorm van zeggen of ervaren zonder bijkomend betekeniselement uitdrukt (bijv.

mededeling uitspraak bericht verklaring gevoel ervaring gewaarwording verwachting

), dan is om uitgesloten (vergelijk regel [2] bij 1 hierboven). Voorbeelden zijn:

(23) Hij stuurde het bericht de wereld in spoedig te zullen aftreden.
(24) De uitspraak van de minister hier niet langer aan te willen bijdragen, lokte veel kritiek uit bij de volksvertegenwoordiging.
(25) Hem bekroop steeds weer het gevoel niet voor vol aangezien te worden.

Voor meer voorbeelden zie men .

[3]  Als de beknopte bijzin complement is bij een andere substantivische kern dan die genoemd bij [2] of bij een adjectief, dan is het gebruik van om facultatief. Dee gesproken taal geeft meestal de voorkeur aan het gebruik van om. In geschreven taal wordt om dikwijls weggelaten (zie ook wat hierover bij regel [3] in 1 gezegd is). Voorbeelden zijn:

(26) De neiging (om) teveel ineens te willen doen speelde hem voortdurend parten.
(27) De mogelijkheid (om) het voegwoord weg te laten is niet altijd aanwezig.
(28) Hij is steeds bereid (om) nadere uitleg te geven.

Zie voor meer voorbeelden en . literatuur bij : Van Bart & Sturm [1987], Blom (1984-85), De Hoop & Smabers [1987], F. Jansen (1986-87; 1987-88a, 1987-88b), Klein [1989], Klein & Visscher [1996], Kooij (1987-88), Leys [1989], De Schutter & Van Hauwermeiren [1983], Smedts & Van Belle [1993]

 
vorige pagina De voor dit onderdeel gebruikte literatuur volgende pagina