|
|
Groepsvormend en niet-groepsvormend gebruik van werkwoorden
|
[ 18·5·1·2 ]
|
1 |
Wat de mogelijkheden tot groepsvorming bij werkwoorden betreft zijn in
hoofdzaak vier gevallen te noemen die we hieronder in [a
] t/m [d] toelichten.[a
]
|
[A]
Het werkwoord willen in het volgende voorbeeld is
groepsvormend gebruikt:
|
(1a)
|
Hij zei dat hij de kraanvogels graag wilde fotograferen.
|
Willen kan alleen op deze manier gebruikt worden. Als
achter-pv vormt het een ondoordringbaar geheel met de werkwoordelijke
aanvulling fotograferen. In de standaardtaal kunnen
de kraanvogels en/of graag niet tussen
wilde en fotograferen in geplaatst worden (zie
ook Opmerking 1):
|
(1b)
|
Hij zei dat hij de kraanvogels wilde graag
fotograferen.
<<uitgesloten>>
|
|
(1c)
|
Hij zei dat hij graag wilde de kraanvogels
fotograferen.
<<uitgesloten>>
|
|
(1d)
|
Hij zei dat hij wilde graag de kraanvogels
fotograferen.
<<uitgesloten>>
|
Opmerking 1
|
Gevallen als (1c) en (1d) zijn wel mogelijk
buiten de standaardtaal. Een zin als (1c) komt voor in
regionaal taalgebruik. Voor regionale en andere afwijkingen van de regel
van de ondoordringbaarheid van de eindgroep verwijzen we naar
.
Zinnen als (1d) komen voor in informele,
gesproken taal
. Ze kunnen beschouwd worden als constructies waarbij de spreker tijdens
het produktieproces na het uitspreken van het onderwerp van de bijzin
(het tweede hij in het genoemde voorbeeld) ongemerkt
overgaat op een zin met hoofdzinsvolgorde. Ze zijn dus te beschouwen als
een soort overloopconstructie (vergelijk
). Een ander voorbeeld is (ib) in vergelijking met
(ia):
|
(ia)
|
Ik vind dat de minister zijn woorden over het algemeen goed weet
te kiezen.
|
|
(ib)
|
Ik vind dat de minister weet zijn woorden over het algemeen
goed te kiezen.
(maar:
in de standaardtaal)
|
Om de beschrijving van de groepsvorming bij werkwoorden niet al te zeer
te compliceren, wordt in dit hoofdstuk verder geabstraheerd van zulke
regionale en spreektalige constructies. Gevallen als (1c),
(1d) en (ib) worden hier voortaan kortweg
'uitgesloten' genoemd, waarbij dus steeds geïmpliceerd is 'in de
standaardtaal'.
|
|
Ook in de voltooide tijden wordt willen groepsvormend
gebruikt:
|
(2a)
|
Hij zei dat hij de kraanvogels graag had willen fotograferen.
|
In dit voorbeeld is de tweeledige werkwoordgroep uitgebreid tot een
drieledige doordat willen zelf afhankelijk gemaakt is van het
groepsvormende werkwoord hebben.Willen
verschijnt nu als (vervangende) infinitief (zie hiervoor
). Deze nieuwe werkwoordgroep vormt weer een ondoordringbaar geheel.
Ook tussen willen en fotograferen kan nog steeds
geen niet-werkwoordelijk element staan:
|
(2b)
|
Hij zei dat hij de kraanvogels had willen graag
fotograferen.
<<uitgesloten>>
|
[B]
Bepaalde werkwoorden kunnen zowel groepsvormend als niet-groepsvormend
gebruikt worden. Zo is proberen groepsvormend in:
|
(3a)
|
Hij zei dat hij de kraanvogels probeerde te fotograferen.
|
maar niet in:
|
(3b)
|
Hij zei dat hij probeerde de kraanvogels te
fotograferen.
|
In (3b) is de kraanvogels te fotograferen
een beknopte bijzin. De beknopte bijzinnen worden behandeld in
.
Een voorbeeld met proberen in een voltooide tijd is:
|
(4a)
|
Ik hoorde dat Nora de knoop heeft proberen te ontwarren.
(groepsvormend)
|
|
(4b)
|
Ik hoorde dat Nora geprobeerd heeft (om) de knoop te
ontwarren. (met een beknopte bijzin)
|
De werkwoorden uit deze categorie kunnen nog onderscheiden worden in
werkwoorden die zowel in onvoltooide als voltooide tijden mogelijk (maar
niet noodzakelijk) groepsvormend zijn, en werkwoorden die alleen in
onvoltooide tijden groepsvormend gebruikt kunnen (maar niet hoeven te)
worden. Bij de eerste subcategorie hoort bijv. menen (zie
):
|
(5a)
|
Hij zei dat omdat hij ook iets meende te moeten zeggen.
(groepsvormend)
|
|
(5b)
|
Hij zei dat omdat hij meende ook iets te moeten
zeggen. (met een beknopte bijzin)
|
|
(6a)
|
Hij heeft dat gezegd omdat hij ook iets heeft menen te moeten
zeggen. (groepsvormend)
|
|
(6b)
|
Hij heeft dat gezegd omdat hij gemeend heeft ook iets te
moeten zeggen. (met een beknopte bijzin)
|
Tot de tweede subcategorie behoort bijv. het werkwoord hopen
(zie
):
|
(7a)
|
Ze ging dat boek lezen omdat ze er iets uit hoopte te leren.
(groepsvormend)
|
|
(7b)
|
Ze ging dat boek lezen omdat ze hoopte er iets uit te
leren. (met een beknopte bijzin)
|
|
(8a)
|
Ze was dat boek gaan lezen omdat ze er iets uit had hopen te
leren.
<<uitgesloten>>
|
|
(8b)
|
Ze was dat boek gaan lezen omdat ze gehoopt had er iets uit
te leren. (met een beknopte bijzin)
|
Het al dan niet groepsvormende gebruik van werkwoorden die de beide
mogelijkheden kennen, kan gepaard gaan met een (soms heel subtiel)
verschil in betekenis. Een voorbeeld daarvan is menen, dat
bij groepsvormend gebruik (zoals in (5a) en
(6a)) veeleer betekent 'in de onjuiste veronderstelling, in
de waan verkeren' (met een mogelijke pejoratieve bijbetekenis), bij
niet-groepsvormend gebruik veeleer 'denken, de mening toegedaan zijn,
ervan overtuigd zijn'.
[C]
Een aantal werkwoorden kent nog een derde gebruiksmogelijkheid, die tussen
groepsvormend en niet-groepsvormend in ligt, en die we als
'quasi-groepsvormend' zouden
kunnen omschrijven. Naast (4a) is bijv. mogelijk:
|
(4c)
|
Ik hoorde dat Nora de knoop heeft geprobeerd te ontwarren.
(quasi-groepsvormend)
|
In dit voorbeeld staat de knoop niet tussen de
werkwoordsvormen. Er is dus sprake van een ononderbroken eindgroep. Maar
anders dan men zou kunnen verwachten treedt het deelwoord
geprobeerd en niet de (vervangende) infinitief
proberen op. Een ander voorbeeld met drie mogelijkheden is:
|
(9a)
|
Ze hadden al vaker duidelijk proberen te maken dat
er niets van klopte. (groepsvormend)
|
|
(9b)
|
Ze hadden al vaker geprobeerd duidelijk te
maken dat er niets van klopte. (met een beknopte bijzin)
|
|
(9c)
|
Ze hadden al vaker duidelijk geprobeerd te maken
dat er niets van klopte. (quasi-groepsvormend)
|
In (9a) is proberen groepsvormend gebruikt, in
(9b) niet. Variant (9c) is een voorbeeld van
de derde constructiemogelijkheid. Een dergelijke variant komt vaker voor
in Nederland dan in Vlaanderen. Behalve bij proberen bestaat
de genoemde gebruiksmogelijkheid bij verzuimen (zie
), beloven (zie
) en beginnen (zie
). Zie ook
.
Opmerking 2
|
Naast (9b) is ook mogelijk:
|
(i)
|
Ze hadden al vaker proberen duidelijk te
maken dat er niets van klopte.
|
In dit geval is er sprake van groepsvormend gebruik van
proberen, waarbij de eindgroep evenwel door een inherent
zinsdeel (duidelijk) doorbroken wordt (vergelijk
). Een dergelijk geval behoort tot de standaardtaal. Dat geldt niet
voor doorbrekingsconstructies als de volgende, die we overeenkomstig
Opmerking 1 in dit hoofdstuk zonder meer 'uitgesloten'
noemen:
|
(iia)
|
Ik had gehoopt dat Dick dat artikel intussen had geprobeerd
aan de redactie door te sturen.
<<uitgesloten>>
|
|
(iib)
|
Ik had gehoopt dat Dick dat artikel intussen had proberen
aan de redactie door te sturen.
<<uitgesloten>>
|
|
(iii)
|
Ik zag hoe Bregje de bal probeerde door de opening te
krijgen.
<<uitgesloten>>
|
Zie echter
.
|
|
[D]
Tot slot zijn er werkwoorden die niet groepsvormend gebruikt kunnen worden,
maar alleen met een beknopte bijzin (met een infinitief met (om)
te) te combineren zijn. Als er in een dergelijke beknopte bijzin
meer taalelementen voorkomen dan een infinitief met te kunnen
de bedoelde werkwoorden niet vlak voor de infinitief staan. Een voorbeeld
is merken in:
|
(10a)
|
Ze zeggen dat hij toen pas merkte een fout gemaakt te
hebben. (met een beknopte bijzin)
|
|
(10b)
|
Ze zeggen dat hij toen pas een fout gemaakt merkte te hebben.
<<uitgesloten>>
|
In (10a) is er uiteraard geen sprake van doorbreking van
een eindgroep: een fout maakt deel uit van de beknopte
bijzin.
|
|
|
2 |
Op grond van het bovenstaande kunnen we werkwoorden onderscheiden in
verplicht groepsvormende
werkwoorden zoals willen (categorie
[a]),
niet-verplicht groepsvormende
werkwoorden (categorieën [b] en
[c]) en (altijd)
niet-groepsvormende werkwoorden
(categorie [d ]).
Tot categorie [a] behoren alle werkwoorden die
een deelwoord of een infinitief zonder te als aanvulling
hebben, en een aantal werkwoorden die met een infinitief met te
verbonden worden. Wat de werkwoorden met een infinitief (met of zonder
te) als aanvulling betreft is het van belang erop te wijzen
dat nogal wat van die werkwoorden niet alleen als verplicht groepsvormend
werkwoord voorkomen, maar tevens in een andere functie, namelijk als
zelfstandig werkwoord (met een soms nauw verwante betekenis). Voorbeelden
zijn gaan + infinitief en weten + te
+ infinitief. Vergelijk:
|
(11a)
|
We gaan zo meteen eten. (groepsvormend werkwoord)
|
|
(11b)
|
We gaan morgen naar Brussel. (zelfstandig werkwoord)
|
|
(12a)
|
Weet jij hem te wonen? (groepsvormend werkwoord)
|
|
(12b)
|
Weet jij waar hij woont? (zelfstandig werkwoord)
|
In de (b) -zinnen gaat het niet om werkwoorden die met een
beknopte bijzin verbonden (kunnen) worden zoals die uit categorie
[b]. Als in dit hoofdstuk gesproken wordt over
'het werkwoord' gaan etc., dan is daarmee in principe altijd
het groepsvormende werkwoord en niet een andere functie van hetzelfde (of:
verwante) werkwoord bedoeld.
Andere werkwoorden met een infinitief met te als aanvulling
kunnen ofwel tot de niet-verplicht groepsvormende ofwel tot de
niet-groepsvormende werkwoorden behoren. De mogelijkheden tot groepsvormend
gebruik zijn bij de werkwoorden uit categorie [b]
overigens niet in alle gevallen voor alle taalgebruikers hetzelfde. In
wordt hierop nader ingegaan.
Bij de behandeling van de verschillende werkwoorden in de hier volgende
subparagrafen en in de alfabetische lijst
(
) wordt nadere informatie gegeven over de categorie waartoe ze behoren.
Niet-groepsvormend gebruik van werkwoorden komt in dit hoofdstuk alleen aan
de orde ter vergelijking met het groepsvormend gebruik van de behandelde
werkwoorden.
|
|
3 |
Sommige werkwoorden die dikwijls of meestal groepsvormend gebruikt worden,
komen ook zonder werkwoordelijke aanvulling of zonder een beknopte bijzin
voor. Vaak kan er dan uit de context of situatie een werkwoord of een
bijzin aangevuld worden, bijv. in:
|
(13)
|
Je moet naar huis (gaan).
|
|
(14)
|
Wil je nog een boterham (hebben)?
|
|
(15)
|
He, ik mag ook nooit wat (doen/hebben)!
|
Maar soms is zo'n aanvulling zo niet onmogelijk, dan toch hoogst
ongebruikelijk, zoals in:
|
(16)
|
Nou, jij durft!
|
|
(17)
|
Dat zal wel.
|
Aan dit gebruik wordt aandacht besteed in
.
|
|
|
|