Om
 
[ 10·3·2·3 ]
 
Het grammatisch verbindende om leidt beknopte bijzinnen met een infinitief met te in, die zeer verschillende functies kunnen hebben. Enkele voorbeelden:

(1) Dat is een werkstuk om te huilen.
(2) Heb jij iets om te schrijven bij je?
(3) De opdracht (om) thuis te blijven viel hem zwaar.
(4) Die poppetjes zijn aardig om naar te kijken.
(5) Die muziek is niet om aan te horen.
(6) Ik vind haar in die jurk om te stelen.
(7) Het valt niet mee (om) zo hard te lopen.
(8) Je moet beloven (om) op tijd naar bed te gaan.
(9) Ik verlang ernaar (om) eens een avond thuis te kunnen blijven.

De beknopte bijzin is in (1) en (2) toevoeging binnen een naamwoordelijke constituent , in (3) complement binnen een naamwoordelijke constituent , in (4) toevoeging binnen een adjectivische constituent , in (5) naamwoordelijk deel van het gezegde , in (6) bepaling van gesteldheid, in (7) onderwerp, in (8) lijdend voorwerp en in (9) voorzetselvoorwerp (zie voor de laatste gevallen ook .
     In de voorbeelden is door middel van haakjes aangegeven dat om soms weggelaten kan worden .
     Door om ingeleide beknopte bijzinnen met een infinitief met te kunnen ook een graadaanduidend gevolg of een doel uitdrukken.
 
vorige pagina De voor dit onderdeel gebruikte literatuur volgende pagina