|
Dat en of in uitroepende zinnen
|
[ 10·3·2·2 ]
|
1 |
De grammatisch verbindende voegwoorden
dat en
of komen ook voor in bepaalde types uitroepende zinnen. Ook hier
leiden deze voegwoorden volledige bijzinnen in. Uitroepende zinnen met
dat en of komen vooral in
gesproken taal
voor.
|
|
2 |
Het voegwoord dat komt (naast
als, meestal in de tot informeel taalgebruik beperkte vorm
as) voor in uitroepende zinnen, bestaande uit een of ander element
gevolgd door een bijzin, zoals:
|
(1)
|
Een stommeling dat ie is!
|
|
(2)
|
Vuil dat het er was!
|
|
(3)
|
Achter dat ze is!
|
|
(4)
|
Drinken dat ze daar doen!
|
|
(5)
|
Gelogen dat ie heeft!
|
|
(6)
|
Akelig als/as ik het vond!
<informeel>
|
Verder wordt dat (naast die) gebruikt in zinnen
als:
|
(7)
|
Lummel dat/die je bent!
|
Zie voor uitvoeriger informatie over deze beide types uitroepende zinnen
.
|
|
3 |
Het voegwoord dat kan ook uitroepende zinnen inleiden die de
vorm van een gewone bijzin hebben en een wens uitdrukken, bijv.:
|
(8)
|
Dat je er nog lang getuige van moge zijn!
|
|
(9)
|
Dat het je maar goed mag smaken.
|
|
|
4 |
Het voegwoord of komt voor in uitroepende zinnen die het
uiterlijk hebben van een afhankelijke vraag, maar de betekenis van een
sterke bevestiging, bijv.:
|
(10)
|
(Of ik het weet, vraag je?) Nou, of ik het weet!
|
|
(11)
|
Of het me smaakt!
|
|
|