Het naamwoordelijk deel (predikaatsnomen)
 
[ 20·1·3·3 ]
 
Een adjectivische constituent
Een tegenwoordig deelwoord
Een naamwoordelijke constituent met een substantief als kern
Een naamwoordelijke constituent met een voornaamwoord als kern
Een bijwoordelijke constituent
Een infinitief(constructie)
Een voorzetselconstituent
Een afhankelijke zin (gezegdezin)

 
vorige pagina De voor dit onderdeel gebruikte literatuur volgende pagina