|
|
Voegwoorden van tijd
|
[ 10·3·3 ]
|
|
|
Inleiding
|
|
De inhoud van de rompzin gaat in de tijdsorde vooraf aan die van de bijzin:
voor, voordat, eer,
eerdat, aleer, vooraleer,
alvorens; tot, totdat
|
|
De inhouden van romp- en bijzin worden (ongeveer) gelijktijdig
gerealiseerd: terwijl, zolang, zolang
als, (van) zodra, zo gauw,
zo gauw als, sinds, sedert;
toen, nu, als, wanneer
|
|
De inhoud van de rompzin volgt in de tijdsorde op die van de bijzin:
nadat, na, zodra; toen,
nu, als, wanneer
|
|
|
|
|