|
[1]
bijwoorden van plaats of
van richting, bijv.:
waar,
waarheen,
hier,
nergens,
elders,
ginds,
opzij,
bergop,
rechtsaf,
allerwegen,
buitengaats;
[2]
bijwoorden van tijd (tijdstip,
periode, tijdsduur) (vergelijk met categorie [8]), bijv.:
wanneer,
hoelang,
nu,
toen,
dan,
morgen,
vandaag,
gisteren,
aanstonds,
binnenkort,
zojuist,
eens (= 'op zekere tijd'),
pas ('kortgeleden'),
gauw (= 'weldra'),
voorshands,
kortelings;
Opmerking 1
|
Het bijwoord van tijd nu kent in een aantal contexten als
nevenvorm het
informele
nou. Als tijdsbepaling binnen naamwoordelijke constituenten
komt alleen nu voor, bijv.:
de nu aanwezige gasten
,
het Europa van nu
.
|
|
[3]
bijwoorden van frequentie, bijv.:
soms,
bijwijlen,
vaak,
dikwijls,
doorgaans,
telkens;
[4]
bijwoorden van graad;
Deze drukken de graad of intensiteit uit van de door een adjectief, een
ander bijwoord of een gezegde uitgedrukte eigenschap, toestand of werking.
Voorbeelden zijn:
nogal,
zo,
hoe,
enigszins
en met versterkende betekenis:
zeer,
uitermate,
hartstikke.
(Voor voorbeelden van het gebruik van deze bijwoorden zie
.)
[5]
kwantificerende
bijwoorden;
Deze drukken uit dat een door een adjectief, een ander bijwoord of een
gezegde uitgedrukte eigenschap, toestand of werking ten volle of maar tot
op zekere hoogte geldt. In combinatie met een telwoord geven ze aan dat
een bepaalde hoeveelheid slechts bij benadering bereikt wordt. Voorbeelden
van kwantificerende bijwoorden zijn:
bijna,
volkomen,
helemaal,
vrijwel,
nauwelijks,
nagenoeg
zelfs,
alleen,
ook,
juist,
al,
nog,
pas
toch,
dan,
maar,
nou,
eens,
even
, evenals
wat, bijv. in:
|
(1)
|
Hij was maar wát blij.
|
Tussen sommige van deze bijwoorden bestaan heel subtiele betekenis- en
gebruiksverschillen, die erg moeilijk exact aan te geven zijn. Zo lijken
bijna en vrijwel synoniemen van elkaar, maar
toch is het eerste niet altijd door het tweede te vervangen (voor een
voorbeeld hiervan zie
). Voor voorbeelden van het gebruik van de kwantificerende bijwoorden
zie ook
.
Opmerking 2
|
De accentuering van het bijwoord bijna is niet voor
iedereen gelijk. Veel taalgebruikers leggen de klemtoon vrijwel altijd
vooraan. Andere, veelal zuidelijke, taalgebruikers kennen een verschil
in accentuering naargelang van de betekenis en de functie van het
bijwoord: de klemtoon ligt vooraan als bijna voorbepaling
bij een adjectief of een ander bijwoord is (
een bíjna onuitvoerbaar stuk
), en achteraan in andere gevallen, bijv.:
|
(i)
|
(Wat vind je van dat stuk?) Onuitvoerbaar bijná.
|
|
(ii)
|
We waren bijná tegen die paal gereden!
|
|
|
[6]
bijwoorden van hoedanigheid, bijv.:
hoe,
zo,
aldus,
anders,
graag,
gewapenderhand;
[7]
bijwoorden van modaliteit, bijv.:
misschien,
wellicht,
allicht,
weliswaar,
inderdaad.
Bijwoorden van modaliteit geven uitdrukking aan de realiteitswaarde van
het in de zin beweerde ('verstandsmodaliteit'), zie bijv.
(2a), aan de subjectieve houding of waardering van de
spreker of de schrijver ten opzichte van het in de zin uitgedrukte ('
gevoelsmodaliteit'), zie bijv. (2b), of aan een combinatie
van beide, zie bijv. (2c):
|
(2a)
|
Misschien is de bus al vertrokken.
|
|
(2b)
|
Helaas is de bus al vertrokken.
|
|
(2c)
|
Hopelijk is de bus al vertrokken.
|
Voor de genoemde soorten modaliteit zie
.
Opmerking 3
|
Als variant van misschien of wellicht komen
ook de versteende woordgroepen
godweet en
wieweet voor, die volledig als bijwoord fungeren blijkens het
optreden van inversie in zinnen als:
|
(i)
|
Godweet heeft-ie het toch niet gedaan.
|
|
(ii)
|
Wieweet is Piet wel weggegaan.
|
|
|
[8]
oordeelspartikels;
Deze worden ook wel als een subklasse van de bijwoorden van modaliteit
beschouwd. Hun betekenis is moeilijk precies te beschrijven, maar ze
dragen in belangrijke mate bij aan de bedoeling van de zin of een gedeelte
ervan, zonder dat ze aan de feitelijke inhoud iets af- of toedoen. We
kunnen twee soorten oordeelspartikels onderscheiden:
|
[a]
focuspartikels, zoals
zelfs,
alleen,
ook,
juist,
al,
nog,
pas
, die een bepaald deel van de zin als focus hebben, dat wil zeggen dat ze
een bepaald deel van de zin onder de aandacht brengen;
Voorbeeldzinnen (waarbij het focusgedeelte tussen vierkante haken staat)
zijn:
|
(3)
|
[Ook Veerle] had een mooi boeket meegebracht.
|
|
(4)
|
Ik heb [alleen Die Zauberflöte] gezien, geen andere opera's.
|
|
(5)
|
Hij heeft [gisteren al] gezegd dat hij niet mee zou gaan.
|
|
(6)
|
[Juist toen we naar het journaal keken] belde ze op.
|
Ze maken deel uit van een constituent en zijn dus niet als een
zelfstandig zinsdeel te beschouwen. Komen bijwoorden als
alleen en pas wel zelfstandig voor, dan hebben
we met een andere functie te maken, bijv.:
|
(7)
|
Je hebt alleen te gehoorzamen, verder niets. ('slechts';
bijwoord van modaliteit)
|
|
(8)
|
Pas was er hier nog een mooie tentoonstelling. (bijwoord van
tijd; zie categorie [2])
|
[b]
schakeringspartikels, zoals
toch,
dan,
maar,
nou,
eens,
even
, die betrekking hebben op de gehele zinsinhoud en deze op subtiele wijze
schakeren;
Deze partikels komen altijd onbeklemtoond voor en ze kunnen niet
zelfstandig op de eerste zinsplaats staan. Voorbeelden:
|
(9)
|
Ik heb je dat toch gisteren al verteld!
|
|
(10)
|
Laten we maar gaan.
|
|
(11)
|
Hou even je mond, wil je?
|
|
(12)
|
Laat die kinderen eens met rust.
|
Als toch, nou, eens en dergelijke
op de eerste zinsplaats voorkomen, vervullen ze de functie van andere
bijwoorden, bijv.:
|
(13)
|
Even hield hij zijn mond. (= bijwoord van tijd; vergelijk
categorie [2])
|
|
(14)
|
Toch heb ik je dat gisteren al verteld. (= voegwoordelijk
bijwoord; zie categorie [10])
|
De schakeringspartikels vervullen een belangrijke nuancerende functie in
de omgangstaal. Zo drukken ze uiteenlopende houdingen van de spreker uit
bij imperatieve zinnen, zoals uit de volgende voorbeelden blijkt:
|
(15a)
|
Geef die boeken hier. (bevel)
|
|
(15b)
|
Geef die boeken eens hier. (vriendelijk verzoek)
|
|
(15c)
|
Geef die boeken maar hier. (geruststellend en vriendelijk
verzoek)
|
|
(15d)
|
Geef die boeken nou hier. (met ongeduld geuit verzoek)
|
|
(15e)
|
Geef die boeken toch hier. (met ergernis of ongeduld geuit
verzoek)
|
Ook combinaties van schakeringspartikels komen voor, bijv.:
|
(15f)
|
Geef die boeken nou toch hier.
|
|
(15g)
|
Geef die boeken dan nou toch maar eens even hier.
|
Voor de onderlinge volgorde van deze partikels, die afhangt van hun
functie, zie
.
|
[9]
het bijwoord van ontkenning
niet, met als pendant het bijwoord van
bevestiging
wel;
Opmerking 4
|
Zonder ontkennende betekenis komt niet bijv. voor in:
|
(i)
|
Hoe vaak heb ik dat al niet gezegd!
|
|
|
[10]
voegwoordelijke of zinsverbindende bijwoorden, die op
een soortgelijke wijze als de nevenschikkende voegwoorden een logisch
verband leggen met het voorafgaande;
Voorbeelden van deze categorie zijn:
immers,
bovendien,
nu,
echter,
daarentegen,
trouwens.
Zie voor de behandeling van de voegwoordelijke bijwoorden
.
|