Indeling naar de betekenis
 
[ 8·3·2 ]
 
De bijwoorden kunnen naar de betekenis op een overeenkomstige wijze ingedeeld worden als de bijwoordelijke bepalingen . De voornaamste categorieën zijn:

[1]  bijwoorden van plaats of van richting, bijv.:

waar, waarheen, hier, nergens, elders, ginds, opzij, bergop, rechtsaf, allerwegen, buitengaats;



[2]  bijwoorden van tijd (tijdstip, periode, tijdsduur) (vergelijk met categorie [8]), bijv.:

wanneer, hoelang, nu, toen, dan, morgen, vandaag, gisteren, aanstonds, binnenkort, zojuist, eens (= 'op zekere tijd'), pas ('kortgeleden'), gauw (= 'weldra'), voorshands, kortelings;

Opmerking 1



[3]  bijwoorden van frequentie, bijv.:

soms, bijwijlen, vaak, dikwijls, doorgaans, telkens;



[4]  bijwoorden van graad;
     Deze drukken de graad of intensiteit uit van de door een adjectief, een ander bijwoord of een gezegde uitgedrukte eigenschap, toestand of werking. Voorbeelden zijn:

nogal, zo, hoe, enigszins

en met versterkende betekenis:

zeer, uitermate, hartstikke.

(Voor voorbeelden van het gebruik van deze bijwoorden zie .)

[5]  kwantificerende bijwoorden;
     Deze drukken uit dat een door een adjectief, een ander bijwoord of een gezegde uitgedrukte eigenschap, toestand of werking ten volle of maar tot op zekere hoogte geldt. In combinatie met een telwoord geven ze aan dat een bepaalde hoeveelheid slechts bij benadering bereikt wordt. Voorbeelden van kwantificerende bijwoorden zijn:

bijna, volkomen, helemaal, vrijwel, nauwelijks, nagenoeg zelfs, alleen, ook, juist, al, nog, pas toch, dan, maar, nou, eens, even

, evenals wat, bijv. in:

(1) Hij was maar wát blij.

Tussen sommige van deze bijwoorden bestaan heel subtiele betekenis- en gebruiksverschillen, die erg moeilijk exact aan te geven zijn. Zo lijken bijna en vrijwel synoniemen van elkaar, maar toch is het eerste niet altijd door het tweede te vervangen (voor een voorbeeld hiervan zie ). Voor voorbeelden van het gebruik van de kwantificerende bijwoorden zie ook . Opmerking 2



[6]  bijwoorden van hoedanigheid, bijv.:

hoe, zo, aldus, anders, graag, gewapenderhand;



[7]  bijwoorden van modaliteit, bijv.:

misschien, wellicht, allicht, weliswaar, inderdaad.

Bijwoorden van modaliteit geven uitdrukking aan de realiteitswaarde van het in de zin beweerde ('verstandsmodaliteit'), zie bijv. (2a), aan de subjectieve houding of waardering van de spreker of de schrijver ten opzichte van het in de zin uitgedrukte (' gevoelsmodaliteit'), zie bijv. (2b), of aan een combinatie van beide, zie bijv. (2c):

(2a) Misschien is de bus al vertrokken.
(2b) Helaas is de bus al vertrokken.
(2c) Hopelijk is de bus al vertrokken.

Voor de genoemde soorten modaliteit zie . Opmerking 3



[8]  oordeelspartikels;
     Deze worden ook wel als een subklasse van de bijwoorden van modaliteit beschouwd. Hun betekenis is moeilijk precies te beschrijven, maar ze dragen in belangrijke mate bij aan de bedoeling van de zin of een gedeelte ervan, zonder dat ze aan de feitelijke inhoud iets af- of toedoen. We kunnen twee soorten oordeelspartikels onderscheiden:

[a]  focuspartikels, zoals zelfs, alleen, ook, juist, al, nog, pas , die een bepaald deel van de zin als focus hebben, dat wil zeggen dat ze een bepaald deel van de zin onder de aandacht brengen;
     Voorbeeldzinnen (waarbij het focusgedeelte tussen vierkante haken staat) zijn:

(3) [Ook Veerle] had een mooi boeket meegebracht.
(4) Ik heb [alleen Die Zauberflöte] gezien, geen andere opera's.
(5) Hij heeft [gisteren al] gezegd dat hij niet mee zou gaan.
(6) [Juist toen we naar het journaal keken] belde ze op.

Ze maken deel uit van een constituent en zijn dus niet als een zelfstandig zinsdeel te beschouwen. Komen bijwoorden als alleen en pas wel zelfstandig voor, dan hebben we met een andere functie te maken, bijv.:

(7) Je hebt alleen te gehoorzamen, verder niets. ('slechts'; bijwoord van modaliteit)
(8) Pas was er hier nog een mooie tentoonstelling. (bijwoord van tijd; zie categorie [2])



[b]  schakeringspartikels, zoals toch, dan, maar, nou, eens, even , die betrekking hebben op de gehele zinsinhoud en deze op subtiele wijze schakeren;
     Deze partikels komen altijd onbeklemtoond voor en ze kunnen niet zelfstandig op de eerste zinsplaats staan. Voorbeelden:

(9) Ik heb je dat toch gisteren al verteld!
(10) Laten we maar gaan.
(11) Hou even je mond, wil je?
(12) Laat die kinderen eens met rust.

Als toch, nou, eens en dergelijke op de eerste zinsplaats voorkomen, vervullen ze de functie van andere bijwoorden, bijv.:

(13) Even hield hij zijn mond. (= bijwoord van tijd; vergelijk categorie [2])
(14) Toch heb ik je dat gisteren al verteld. (= voegwoordelijk bijwoord; zie categorie [10])

De schakeringspartikels vervullen een belangrijke nuancerende functie in de omgangstaal. Zo drukken ze uiteenlopende houdingen van de spreker uit bij imperatieve zinnen, zoals uit de volgende voorbeelden blijkt:

(15a) Geef die boeken hier. (bevel)
(15b) Geef die boeken eens hier. (vriendelijk verzoek)
(15c) Geef die boeken maar hier. (geruststellend en vriendelijk verzoek)
(15d) Geef die boeken nou hier. (met ongeduld geuit verzoek)
(15e) Geef die boeken toch hier. (met ergernis of ongeduld geuit verzoek)

Ook combinaties van schakeringspartikels komen voor, bijv.:

(15f) Geef die boeken nou toch hier.
(15g) Geef die boeken dan nou toch maar eens even hier.

Voor de onderlinge volgorde van deze partikels, die afhangt van hun functie, zie .


[9]  het bijwoord van ontkenning niet, met als pendant het bijwoord van bevestiging wel; Opmerking 4



[10]  voegwoordelijke of zinsverbindende bijwoorden, die op een soortgelijke wijze als de nevenschikkende voegwoorden een logisch verband leggen met het voorafgaande;
     Voorbeelden van deze categorie zijn:

immers, bovendien, nu, echter, daarentegen, trouwens.

Zie voor de behandeling van de voegwoordelijke bijwoorden .

 
vorige pagina De voor dit onderdeel gebruikte literatuur volgende pagina