|
|
Kwantificerende (voor)bepalingen
|
[ 16·3·1·2 ]
|
|
De meeste kwantificerende elementen die voorbepaling kunnen zijn in een
adjectivische constituent (vergelijk
), kunnen deze functie ook in een bijwoordelijke constituent vervullen,
bijv.:
|
(1)
|
bijna nooit
|
|
(2)
|
praktisch nooit
|
|
(3)
|
vrijwel steeds
|
|
(4)
|
zowat nooit
|
|
(5)
|
net zo
|
|
(6)
|
ongeveer zo
|
Opmerking
|
Enkele van deze bijwoorden kunnen ook wel eens op het kernbijwoord volgen,
bijv.
|
(i)
|
overál bijna
|
|
(ii)
|
zó ongeveer
|
|
(iii)
|
altíjd praktisch
|
|
(iv)
|
nóoit zowat
|
In deze gevallen ligt het groepsaccent steeds op de kern van de
bijwoordelijke constituent. Voor de beklemtoning van bijna
zelf zie men
.
|
|
|
|
|
|