Kwantificerende (voor)bepalingen
 
[ 15·3·1·2 ]
 
Bijwoordelijke of adjectivische constituenten als voorbepaling kunnen ook aangeven of de door het adjectief aangeduide eigenschap of toestand ten volle geldt of slechts bij benadering, tot op zekere hoogte. We spreken hier van kwantificerende bepalingen (zie verder , [5]). Deze bepalingen onderscheiden zich van graadaanduidingen doordat ze meestal wel kunnen optreden in combinatie met adjectieven die normaliter geen graadaanduiding kunnen krijgen (zie ). Voorbeelden zijn:

(1) (Zoiets is) volkomen onmogelijk.
(2) (Hij is) helemaal/compleet gek.
(3) (Dit lijkt me een) volslagen idioot (voorstel).
(4) (De plant was) bijna dood.
(5) (De grond was) vrijwel kurkdroog.
(6) (een) nauwelijks verstaanbaar (gefluister)
(7) (Beethoven was op het eind van zijn leven) nagenoeg doof.
(8) (Het vlees was nog) half rauw.
(9) (Ze trad voor een) praktisch lege (zaal op).

Als mogelijke equivalenten sluiten zich hierbij aan:

(10) zo goed als dood
(11) op sterven na dood

Opmerking

Als half gecombineerd wordt met het graadaanduidende bijwoord zo, staat het daar steeds voor, bijv.

half zo hoog (niet) half zo leuk


     Half kan in gesproken taal ook verbogen worden onder invloed van het adjectief waar het bepaling bij is, bijv.:

(12) (die twee) halve zieke (Europeanen)
(13) (een) halve gare (kerel)

Dit laatste voorbeeld kan beschouwd worden als een contaminatie van het vooral zelfstandig gebruikte (een) halve gare en het adjectief halfgaar.
 
vorige pagina De voor dit onderdeel gebruikte literatuur volgende pagina