Graadaanduidende of versterkende (voor)bepalingen
 
[ 16·3·1·1 ]
 
1 Een bijwoord kan als voorbepaling zelf ook weer een bijwoordelijke (of een op dezelfde wijze gebruikte adjectivische) constituent bij zich hebben met graadaanduidende of versterkende betekenis (zie voor dit onderscheid ). Voorbeelden van graadaanduidende of versterkende bijwoorden vindt men in:

(1) vrij vaak
(2) hoe dikwijls
(3) hoogst zelden
(4) heel wel
(5) zeer graag
(6) te gauw

De bijwoorden al, veel, wat, iets (en het equivalent ietsjes) treden op als voorbepaling bij het bijwoord te (zie voorbeeld (7), waarin al te/veel te/iets te zelf weer als voorbepaling van vaak dienst doet) of bij een bijwoord in de vergrotende trap (zie de voorbeelden (8) t.e.m. (10)):

(7) (Dat komt naar mijn smaak) al/veel/iets te (vaak voor.)
(8) (Je moest maar eens) wat vaker (komen).
(9) (Ik wilde voortaan) wat minder (vaak komen).
(10) (Het congrescentrum bevindt zich) wat/iets verderop.

Het graadaanduidende bijwoord genoeg staat verplicht achter het bijwoord dat het bepaalt:

(11) (Hij komt hier) vaak genoeg.

Het bijwoord zo kan gecombineerd met mogelijk de bijwoordelijke constituent zo...mogelijk vormen. Deze discontinue constituent wordt gebruikt als omsluitende bepaling bij een (ander) bijwoord, een adjectief of bij de onbepaalde telwoorden veel en weinig, respectievelijk bijv.:

(12) (Kom) zo [gauw] mogelijk.
(13) (Hij wil een) zo [getrouw] mogelijke (weergave van het besprokene).
(14) (Ik probeer) zo [weinig] mogelijk (fouten te maken).

Zo...mogelijk(e) maakt hier achtereenvolgens deel uit van een grotere bijwoordelijke constituent, van een adjectivische constituent en van de determinator van een naamwoordelijke constituent. Voor gevallen als (13) en (14) vergelijke men respectievelijk en 3 en .
     Op een overeenkomstige wijze kan de combinatie hoe... ook gebruikt worden, met dit verschil evenwel dat ook altijd buiten de constituent staat waar hoe... ook direct op betrokken is, bijv.:

(15) Hoe [vaak] (ik het 'm) ook (gezegd heb, hij doet het toch niet).
(16) Hoe [sterk] (die kerel) ook (was, hij kon de kast niet open krijgen).
(17) Hoe [weinig] (fouten ik) ook (probeer te maken, perfect wordt het nooit).

Opmerking


 
2 Als equivalent van een bijwoordelijke constituent als graadaanduidende of versterkende voorbepaling bij een bijwoord zijn naamwoordelijke constituenten als een beetje, een eind(je), een stuk(je), een ietsje, een pietsje (en varianten) mogelijk, bijv.:

(18) een beetje verderop
(19) een eind verderop
(20) een heel stuk verderop
(21) een ietsje te (vaak)   <informeel>
(22) een pietsje te (gauw)   <informeel>

In deze gevallen is de graadaanduiding vaag, maar ze kan ook exact zijn, zoals in de volgende voorbeelden:

(23) (Je bent) twee minuten te (vroeg).
(24) (Het dorp lag) 15 kilometer verderop.


 
vorige pagina De voor dit onderdeel gebruikte literatuur volgende pagina