Het voltooid deelwoord
 
[ 2·4·6 ]
 
1 Het voltooid deelwoord wordt gebruikt als deel van een werkwoordelijk gezegde, anders uitgedrukt als werkwoordelijke aanvulling bij een hulpwerkwoord of een ander groepsvormend werkwoord (zie en ). Voorbeelden zijn:

(1) Ze heeft hard gewerkt.
(2) Ik ben laat thuisgekomen.
(3) Zijn vrouw ligt hier begraven.
(4) Zij kregen een mentor toegewezen.


 
2 Het voltooid deelwoord wordt voorts gebruikt als bepaling van gesteldheid, bijv.:

(5) Opgefrist kwam hij onder de douche vandaan.
(6) Schelvis eet ik graag gekookt.

In deze functie kan het ook vergezeld gaan van een of meer geïncorporeerde zinsdelen, zoals de bijwoordelijke bepaling eenmaal in het volgende voorbeeld:

(7) Eenmaal gewaarschuwd past hij wel op.


 
3 Het voltooid deelwoord kan ook in absolute constructies voorkomen, bijv.:

(8) Haren gekamd en schoenen gepoetst gingen de kinderen op pad.
(9) Onder ons gezegd en gezwegen heeft hij zich ernstig vergist.
(10) Gegeven deze uitslag mogen we nog van geluk spreken.

In zin (10) kan gegeven ook als voorzetsel opgevat worden. Dat is ook het geval in een constructie als gezien zijn reputatie (zie ).
 
4 Het voltooid deelwoord treedt ook op in vaste uitdrukkingen (enkele spreekwoorden), bijv.:

(11) Beter hard geblazen dan de mond gebrand.
(12) Zo gewonnen, zo geronnen.
(13) Moed verloren, al verloren.


 
5 Het voltooid deelwoord kan ook in de functie van een imperatief gebruikt worden, bijv.:

(14) Opgepast!
(15) Ingerukt, mars!

De gebruiksmogelijkheden zijn veel beperkter dan die van de infinitief in deze functie (zie ). Zo komt een voltooid deelwoord als imperatief zelden voor in opschriften.
 
6 Het voltooid deelwoord kan (deel van een) onvolledige zin zijn. Het kan alleen op deze wijze gebruikt worden als het werkwoord in een volledig gemaakte zin ook in de vorm van een voltooid deelwoord kan voorkomen (vergelijk en ), bijv.:

(16) A: Wat heb je in Amerika gedaan? B: (Engels) gestudeerd. (= 'Ik heb (Engels) gestudeerd')


 
7 Veel voltooide deelwoorden hebben de overgang doorgemaakt naar de klasse van de adjectieven. Ook de gevallen van een bepaling van gesteldheid als genoemd onder 2 (hier herhaald) kunnen onder deze categorie begrepen worden:

(17) verloren voorwerpen
(18) het getrouwde paar
(19) Mijn moeder is al jaren overleden.
(20) Helemaal opgefrist kwam hij onder de douche vandaan.
(21) Schelvis eet ik graag gekookt.

Als een voltooid deelwoord dat tot adjectief geworden is, verbonden wordt met een koppelwerkwoord, vormt het daarmee een naamwoordelijk gezegde. In een dergelijk gezegde staat in zinnen met achter-pv het koppelwerkwoord (= het werkwoordelijk deel) altijd rechts van het naamwoordelijk deel. (Zie , alsook , Opmerking). Deze volgorderegel geldt dus zowel voor een gewoon adjectief als naamwoordelijk deel als voor een naamwoordelijk deel dat de vorm van een voltooid deelwoord heeft. Vergelijk (22) met (23):

(22a) Ik heb je toch gezegd dat mijn moeder al jaren dood is.
(22b) Ik heb je toch gezegd dat mijn moeder al jaren is dood.   <<uitgesloten>>
(23a) Ik heb je toch gezegd dat mijn moeder al jaren overleden is.
(23b) Ik heb je toch gezegd dat mijn moeder al jaren is overleden.   <<uitgesloten>>

Als een voltooid deelwoord samen met een hulpwerkwoord een werkwoordelijk gezegde vormt, is de onderlinge volgorde van de werkwoorden in zinnen met achter-pv vrij, zodat (24a) en (24b) naast elkaar kunnen voorkomen:

(24a) Ik heb je toch gezegd dat mijn moeder in 1981 overleden is.
(24b) Ik heb je toch gezegd dat mijn moeder in 1981 is overleden.

Zie hierover meer in . Opmerking

Vanuit de functie van adjectief is ook de overgang naar het bijwoord begrijpelijk in gevallen als overdreven vriendelijk, uitgesproken dom (vergelijk ) en de overgang naar de substantieven in gevallen als ondergeschikten en gewonden (zie , categorie [1]).
 
vorige pagina De voor dit onderdeel gebruikte literatuur volgende pagina