|
[1]
Persoonsnamen;
Voorbeelden van persoonsnamen zijn:
(de/een) afvallige,
blinde,
dode,
geleerde,
helderziende,
melaatse,
overledene,
toegesprokene,
volwassene,
zieke.
Zulke substantieven zijn vooral in de meervoudsvorm gebruikelijk, die dan
steeds op -en uitgaat
, bijv.
de oudsten (van het volk)
de armen en de rijken
de wijzen (uit het oosten)
de verworpenen (der aarde)
de zwakken (in de maatschappij)
de gelovigen
de gevallenen
de linksen
de roomsen
.
Tot de op deze manier gevormde categorie behoren ook afleidingen op basis
van een kleuradjectief, waarmee mensen van een bepaald ras of aanhangers
van een bepaalde politieke partij of een ideologie aangeduid worden, zoals
de blanken,
de blauwen,
de groenen,
de roden,
de witten,
de zwarten
.
Alle tot nog toe genoemde afleidingen zijn gemeenslachtig, dat wil zeggen
dat ze zowel betrekking kunnen hebben op vrouwelijke als op mannelijke
personen. Ze kunnen dan ook gebruikt worden als men geen onderscheid
tussen mannen en vrouwen wil of kan aangeven, bijv.:
|
(1)
|
(in een personeelsadvertentie: ) Onze organisatie zoekt per 1 januari a.s.
een maatschappelijk werkende (m/v).
|
|
(2)
|
Er zijn nog acht wachtenden voor u.
|
Bovendien kunnen gesubstantiveerde adjectieven soms een ruimer begrip
aanduiden dan eventueel daarnaast voorkomende substantieven. Met
onderwijsgevenden kunnen bijv. mannelijke en vrouwelijke
leerkrachten op verschillend niveau aangeduid worden.
Volgens het hierboven beschreven procédé worden ook de meeste
vrouwelijke inwoners- en
bewonersnamen bij geografische namen gevormd, bijv.
(een) Chinese,
Engelse,
Finse,
Italiaanse,
Massemse,
Schotse,
Utrechtse
(vergelijk echter ook
). Naast het minder gebruikelijke
(een) Franse staat het gebruikelijke
(een) FranÇaise. In deze gevallen zijn de mogelijke meervoudsvormen,
in tegenstelling tot die van de meeste gesubstantiveerde adjectieven,
echter ongewoon (zie de inleiding bij de lijst met aardrijkskundige namen
) of ze zijn gemeenslachtig, zoals
(de) Engelsen,
Fransen,
Geldersen.
Buiten deze categorie komen nog een aantal andere substantieven voor die
alleen vrouwelijke personen aanduiden, bijv.
(een) buitenlandse,
joodse (naast:
jodin),
ketterse,
lutherse,
oosterse,
paapse,
stadse
, naast welke woorden alweer op een andere manier tot stand gekomen
mannelijke pendanten bestaan, respectievelijk
(een) buitenlander,
jood,
ketter,
lutheraan,
oosterling,
paap,
stedeling
.
[2]
Biologische termen;
In de planten- en dierensystematiek wordt veelvuldig gebruik gemaakt van
dit procédé om van adjectieven substantieven te vormen die klassen, orden,
families en dergelijke of leden daarvan aanduiden - in het laatste geval
kunnen ze ook in het enkelvoud voorkomen -, bijv.:
(de) éénhoevigen,
geleedpotigen,
heide-achtigen,
hoenderachtigen,
katachtigen,
lelie-achtigen,
lipbloemigen,
samengesteldbloemigen,
tweezaadlobbigen,
vliesvleugeligen.
Ter aanduiding van een (lid van een) familie is tegenwoordig echter in
plaats van een gesubstantiveerd adjectief op -achtig (zie
voor deze adjectieven
) een samenstelling met -familie of
een omschrijving door middel van een naamwoordelijke constituent met
familie als kern gebruikelijker, vergelijk bijv.:
|
(3a)
|
De rapunzel is een klokjesachtige.
|
|
(3b)
|
De rapunzel behoort tot de klokjesfamilie/de familie van de klokjes.
|
[3]
Abstracta;
Het procédé wordt gebruikt om van adjectieven abstracta af te leiden zoals
die onder andere voorkomen in zinnen als:
|
(4)
|
Dat is nu net het dwaze van die hele zaak.
|
|
(5)
|
Het eigenaardige is dat daar verderop helemaal geen melding
meer van gemaakt wordt.
|
|
(6)
|
Het vervelende van de regels van dat gezelschapsspel is dat er
geen rekening gehouden wordt met productieve woordvormingsprocédés.
|
|
(7)
|
Daaruit blijkt het opene van zijn karakter overduidelijk.
|
|
(8)
|
Doe altijd het goede.
|
Andere voorbeelden treft men aan in de uitdrukking
het nuttige aan het aangename paren
en de bede
verlos ons van het kwade
.
[4]
Streekaanduidingen;
Voorts dienen gesubstantiveerde adjectieven ter aanduiding van een
bepaalde streek. Het betreft hier substantiveringen van adjectieven die
van namen van steden afgeleid zijn en waarmee de omgeving van die stad
aangegeven wordt, bijv. in de zinnen:
|
(9)
|
Hij woont in het Leuvense.
|
|
(10)
|
In het Gentse worden veel begonia's gekweekt.
|
en in
iemand uit het Utrechtse/het Nijmeegse
;
een jongmens uit het Buitenzorgse
. In een paar gevallen is er sprake van een afleiding van streek- of
provincienamen, bijv. in
iemand uit het Limburgse
of in de zin:
|
(11)
|
De productie werd overgebracht naar het Zuidhollandse.
|
De betekenis is in deze gevallen 'ergens in (Limburg, enzovoort)'. De
constructie voorzetsel + naamwoordelijke constituent met een
gesubstantiveerde geografische naam als kern is niet in alle delen van het
taalgebied even gebruikelijk.
Opmerking
|
Op overeenkomstige wijze worden substantieven gevormd van bezittelijke
voornaamwoorden. Hiermee kunnen familie, vrienden, lotgenoten,
medestanders en dergelijke aangeduid worden, bijv.
de hunnen,
de mijnen,
de onzen,
de uwen
, maar ook onder meer een bezit, bijv. in:
(ieder) het zijne (geven)
. Zie verder
.
|
|
|