Het werkwoordelijk deel
 
[ 20·1·3·2 ]
 
1 Het werkwoordelijk deel omvat alle werkwoordelijke vormen van een enkelvoudige zin (vergelijk ) en bevat in ieder geval een koppelwerkwoord. Bestaat het werkwoordelijk deel uit meer dan één werkwoord, dan vervult het koppelwerkwoord syntactisch dezelfde functie als een zelfstandig werkwoord; de andere werkwoorden zijn dan hulpwerkwoorden (zie ).
     Als koppelwerkwoorden kunnen fungeren:

·   zijn, worden en een aantal betekenisequivalenten van deze werkwoorden;

·   blijven;

·   blijken, dunken, heten, lijken, schijnen, voorkomen.

     Al deze werkwoorden komen ook als hulpwerkwoord en als zelfstandig werkwoord voor. Het koppelwerkwoord worden kan verschillende interpretatiemogelijkheden hebben afhankelijk van de context. Vergelijk:

(1) Deze weg wordt zacht.
(2) Deze weg wordt onverhard.

Zin (1) kan bijvoorbeeld geuit worden in een situatie waarin iemand van gemeentewerken wijst op een noodzakelijke reparatie aan een weg. De betekenis van worden is hier te omschrijven als 'begint te zijn'. Zin (2) kan bijvoorbeeld voorkomen in een situatie waarin iemand die een groepje mensen voorlichting geeft over een stadsuitbreidingsplan, wijst op een tekening. De betekenis van worden is hier ongeveer 'zal zijn'.
     De werkwoorden blijken, dunken, heten, lijken, schijnen en voorkomen kunnen in veel gevallen al dan niet met te zijn gecombineerd worden, meestal zonder betekenisverschil voor de zin. Vergelijk:

(3a) Toen bleek alles ineens fout.
(3b) Toen bleek alles ineens fout te zijn.
(4a) Het nuttigste cadeau dunkt me die nieuwe schooltas.
(4b) Het nuttigste cadeau dunkt me die nieuwe schooltas te zijn.
(5a) De kerk heet rijk.
(5b) De kerk heet rijk te zijn.
(6a) Ze lijkt verlegen, maar ze is het niet.
(6b) Ze lijkt verlegen te zijn, maar ze is het niet.
(7a) Hij schijnt moe.
(7b) Hij schijnt moe te zijn.
(8a) Dit komt me bekend voor.
(8b) Dit komt me voor bekend te zijn.

Alleen ten aanzien van (8) is betekenisverschil op te merken: (8a) betekent 'Dit heb ik meer gezien', (8b) wil zeggen 'Ik meen te constateren dat dit (bijv. bij mijn gehoor) bekend is'.)
     Volgens de in dit boek gehanteerde definities zijn de werkwoorden in de (a) -zinnen koppelwerkwoord; in de (b) -zinnen is zijn het koppelwerkwoord en zijn de andere werkwoorden hulpwerkwoorden van modaliteit (vergelijk en ).
     Soms is het verschil tussen twee zinnen waarin een werkwoord als koppelwerkwoord respectievelijk in een andere functie voorkomt, alleen maar vast te stellen aan een verschillende intonatie, met daarmee gepaard gaand betekenisverschil. Zo is blijven in (9a) koppelwerkwoord, in (9b) zelfstandig werkwoord (zie de klemtoontekens):

(9a) Jullie kunnen rústig blijven.
(9b) Jullie kunnen rustig blíjven.

Zin (9a) betekent 'Jullie hoeven niet onrustig te worden', zin (9b) betekent 'Jullie kunnen zonder bezwaar hier blijven'; de twee zinnen zouden in een bepaalde situatie na elkaar uitgesproken kunnen worden.
 
2 Behalve de tot nu toe genoemde koppelwerkwoorden bestaan er werkwoorden die meestal een andere betekenis en syntactische functie hebben, maar ook als equivalenten van de koppelwerkwoorden worden en zijn voorkomen.
     Veel voorkomende equivalenten van worden zijn bijv.:

·   gaan:

(10a) Mijn jas gaat hier kapot.



·   komen:

(11) Wanneer zal Annie vrij komen?
(12) Dit gebouw komt volgende maand klaar.



·   lopen:

(13) Het vat liep langzaam leeg.



·   raken:

(14) Toen het bootje lek raakte, begon het snel te zinken.


Als equivalenten van zijn kunnen genoemd worden:

·   staan:

(15) Mijn neef staat bekend als een oplichter.



·   vallen:

(16a) Het valt me zwaar afscheid te nemen van dit land.



·   zitten:

(17) Zit u soms om wat geld verlegen?


Dergelijke equivalenten van koppelwerkwoorden kunnen, vooral in het geval van worden, meestal niet door het betrokken koppelwerkwoord en ook niet door een ander equivalent worden vervangen. Vergelijk met (10a):

(10b) Mijn jas wordt hier kapot.   <<uitgesloten>>
(10c) Mijn jas komt hier kapot.   <<uitgesloten>>

Het naamwoordelijk deel van het gezegde (in dit geval meestal een adjectief, soms een equivalent daarvan zoals in de war, over z'n toeren) kan vaak alleen in een bepaalde betekenis of in een bepaalde context met een equivalent van een koppelwerkwoord gecombineerd worden. In andere betekenissen of contexten is dan wel worden of zijn mogelijk. Zo betekent 'vrij komen' in (11) ' uit de gevangenis ontslagen worden'. In een zin als (18) is komen niet en worden wel mogelijk:

(18) In de oorlog vroeg men zich dikwijls af: wanneer zal ons land weer vrij worden?

Vergelijk ook (16a) met:

(16b) Het is me zwaar afscheid te nemen van dit land.   <<uitgesloten>>

Maar:

(19a) Het afscheid viel zwaar.
(19b) Het afscheid was zwaar.

Naamwoordelijke gezegdes met zo'n equivalent van een koppelwerkwoord zijn verder niet altijd duidelijk te onderscheiden van gezegdes met een zelfstandig werkwoord en een bepaling van gesteldheid (zie ).
 
vorige pagina De voor dit onderdeel gebruikte literatuur volgende pagina