|
Tegenwoordige deelwoorden - wel te onderscheiden van adjectieven die in
vorm met tegenwoordige deelwoorden overeenkomen, zoals razend,
blijvend; vergelijk
- kunnen meestal niet als naamwoordelijk deel gebruikt worden. Naast
het spelende kind is bijv. niet mogelijk het kind
is spelend, naast de vertrekkende trein niet
de trein is vertrekkend.
In een beperkt aantal gevallen komen tegenwoordige deelwoorden, al dan niet
vergezeld van een nadere bepaling, wel als naamwoordelijk deel voor. Ze
hebben dan meestal de vorm op -e. De betekenis is duratief of
soms inchoatief.
Tot de vaste uitdrukkingen kunnen gerekend worden:
doende
gaande
hangende en stervende
met een koppelwerkwoord (meestal zijn), bijv.:
|
(8)
|
Vader was druk doende.
|
|
(9)
|
Het onderzoek is nog gaande.
|
|
(10)
|
Toen ze aankwamen, bleek de patiënt al stervende (te zijn).
|
|
(11)
|
Deze zaak is nog hangende, de beslissing wordt binnenkort
genomen.
|
Andere combinaties behoren tot formeel of
formeel-archaïsch
(zie (14) en (15)) taalgebruik:
|
(12)
|
We hebben nog geen kamer gevonden, we zijn nog zoekende.
<formeel>
|
|
(13)
|
Ik ben bijzonder verlangend dat te vernemen.
<formeel>
|
|
(14)
|
Hij was lijdende aan een ongeneeslijke ziekte.
<formeel>
|
|
(15)
|
Wij zijn bericht wachtende.
<formeel>
|
|
|