Een tegenwoordig deelwoord
 
[ 20·1·3·3·2 ]
 
Tegenwoordige deelwoorden - wel te onderscheiden van adjectieven die in vorm met tegenwoordige deelwoorden overeenkomen, zoals razend, blijvend; vergelijk - kunnen meestal niet als naamwoordelijk deel gebruikt worden. Naast het spelende kind is bijv. niet mogelijk het kind is spelend, naast de vertrekkende trein niet de trein is vertrekkend.
     In een beperkt aantal gevallen komen tegenwoordige deelwoorden, al dan niet vergezeld van een nadere bepaling, wel als naamwoordelijk deel voor. Ze hebben dan meestal de vorm op -e. De betekenis is duratief of soms inchoatief.
     Tot de vaste uitdrukkingen kunnen gerekend worden:

doende gaande hangende en stervende

met een koppelwerkwoord (meestal zijn), bijv.:

(8) Vader was druk doende.
(9) Het onderzoek is nog gaande.
(10) Toen ze aankwamen, bleek de patiënt al stervende (te zijn).
(11) Deze zaak is nog hangende, de beslissing wordt binnenkort genomen.

Andere combinaties behoren tot formeel of formeel-archaïsch (zie (14) en (15)) taalgebruik:

(12) We hebben nog geen kamer gevonden, we zijn nog zoekende.   <formeel>
(13) Ik ben bijzonder verlangend dat te vernemen.   <formeel>
(14) Hij was lijdende aan een ongeneeslijke ziekte.   <formeel>
(15) Wij zijn bericht wachtende.   <formeel>


 
vorige pagina De voor dit onderdeel gebruikte literatuur volgende pagina