|
|
Een infinitief(constructie)
|
[ 20·1·3·3·6 ]
|
|
Een infinitief als naamwoordelijk deel komt voor in zinnen als:
|
(52)
|
Het is weer loven en bieden.
|
|
(53)
|
Dat wordt tobben.
|
|
(54)
|
Het blijft knoeien.
|
De infinitief kan eventueel vergezeld gaan van constituenten die ten
opzichte van de infinitief als zinsdeel fungeren, bijv.:
|
(55)
|
Met de kinderen naar het park? Dat wordt dus eendjes voeren.
|
|
(56)
|
Zijn geheim is: goede medewerkers kiezen en veel aan ze
delegeren.
|
In de laatste twee voorbeelden hebben we te maken met een
infinitiefconstructie.
|
|
|
|