Een naamwoordelijke constituent met een substantief als kern
 
[ 20·1·3·3·3 ]
 
Er zijn geen grammaticale beperkingen op de substantivische constituenten die naamwoordelijk deel kunnen zijn. Enkele voorbeelden:

(16) Zijn vader is advocaat.
(17) Zijn vader is een bekend advocaat.
(18a) Zijn vader is de beste advocaat van de stad.
(19) Zijn vader is ook maar een mens.
(20) Zijn vader is een oude bekende van ons.
(21) Zijn vader is een vat vol tegenstrijdigheden.

Naar aanleiding van een zin als (18a) kan de vraag gesteld worden, hoe we kunnen vaststellen wat in een zin onderwerp en wat naamwoordelijk deel van het gezegde (in de vorm van een naamwoordelijke constituent) is. Naast (18a) is immers ook mogelijk:

(18b) De beste advocaat van de stad is zijn vader.

In eerste instantie is men vanwege de woordvolgorde geneigd in (18a) zijn vader als onderwerp en de beste advocaat van de stad als naamwoordelijk deel te beschouwen en in (18b) de beste advocaat van de stad als onderwerp en zijn vader als naamwoordelijk deel: het onderwerp staat namelijk meestal aan het begin van de zin (in ieder geval in voorbeeldzinnen van grammatica's; zie , Opmerking). Als elk zinsdeel kan echter ook het naamwoordelijk deel in principe op de eerste zinsplaats staan; vergelijk heel bekwaam in (22a) en (22b):

(22a) Zijn vader is wel heel bekwaam.
(22b) Heel bekwaam is zijn vader wel.

De zinnen (18a) en (18b) zouden dus ook andersom ontleed kunnen worden dan hierboven gedaan is. In (22b) kan heel bekwaam geen onderwerp zijn, omdat het onderwerp in principe uit een naamwoordelijke constituent, een infinitief(constructie) of een zin bestaat (zie ). Daar komt bij dat het naamwoordelijk deel meestal ruimer van inhoud is dan het onderwerp. Zo kan men van meer mensen zeggen dat ze 'heel bekwaam' zijn, maar slechts van één mens dat hij de vader van een bepaalde persoon is. Deze laatste redenering gaat ook op voor de zinnen (16), (17), (19), (20) en (21). Voor (18) echter geldt, dat er maar één persoon is die als 'zijn vader' en één die als 'de beste advocaat van de stad' aangeduid kan worden. Door het koppelwerkwoord worden deze personen als identiek voorgesteld. Dergelijke identiteitsuitspraken vinden we bijv. ook in:

(23) Zijn werk is zijn hobby.
(24) Mijn slaapkamer is mijn studeerkamer.

Wat in zinnen als deze onderwerp en wat naamwoordelijk deel is, valt grammaticaal niet vast te stellen.
     Voor het al dan niet gebruiken van het onbepaald lidwoord in zinnen als (16) en (17) en bijv. in:

(25a) Zijn vader is artiest.
(25b) Zijn vader is een artiest.

wordt verwezen naar .
     Voor de getalscongruentie tussen onderwerp en naamwoordelijk deel: zie .
     Voor gevallen als Zij is 49 (= 49 jaar = 49 jaar oud): zie en .
 
vorige pagina De voor dit onderdeel gebruikte literatuur volgende pagina