Onvolledige zinnen
 
[ 19·4 ]
 
Zinnen die niet ten minste een onderwerp en een gezegde bevatten, en niet behoren tot de beknopte bijzinnen (zie ), de bevelende zinnen waarin het onderwerp niet uitgedrukt is (zie ), de samengetrokken zinnen (zie en in het bijzonder ) of de zinnen met presentatief er (zie ), noemen we onvolledige of elliptische zinnen.
     Onvolledige zinnen kunnen uit één of meer constituenten bestaan, die de functie van zinsdeel(stuk) vervullen in een zin met onderwerp en gezegde die dezelfde betekenis heeft als de onvolledige zin. Ze komen vaak voor als antwoord op een vraag. In de onderstaande (a) -voorbeelden zijn de niet tussen haakjes geplaatste zinnen onvolledige zinnen; in de (b) -voorbeelden zijn deze van een onderwerp en een gezegde (en eventuele andere zinsdelen) voorzien:

(1a) (Wie heeft dat gedaan?) Willem.
(1b) Willem heeft dat gedaan.
(2a) (Waar staat je auto?) Op de parkeerplaats.
(2b) Mijn auto staat op de parkeerplaats.
(3a) (Wat zit je daar te doen?) Een brief te schrijven.
(3b) Ik zit een brief te schrijven.

In het algemeen kunnen onvolledige zinnen gebruikt worden als de betekenis ervan voldoende duidelijk blijkt uit de situatie. Voorbeelden zonder voorafgaande vraag:

(4a) (Moeder tegen de kinderen: ) En nu allemaal naar bed!
(4b) En nu moeten jullie allemaal naar bed gaan.
(5a) (Op het station: ) Een retour Groningen, alstublieft.
(5b) Ik wou een retour Groningen van u hebben, alstublieft.
(6a) (In een taxi: ) Oranjesingel 42, alstublieft.
(6b) Wilt u me naar het adres Oranjesingel 42 brengen, alstublieft?


 
vorige pagina De voor dit onderdeel gebruikte literatuur volgende pagina