De imperatief (gebiedende wijs)
 
[ 2·4·4 ]
 
1 De imperatief (naar de vorm een stam en in enkele gevallen stam + t) wordt gebruikt zonder onderwerp. Hij drukt een bevel, verzoek, wens, advies, aansporing en dergelijke uit, bijv.:

(1a) Doe de deur dicht!
(2) Geeft acht!
(3a) Kom eens hier.
(4) Eet smakelijk.
(5) Kijk eens wat vaker in de spiegel van de kapper!
(6) Snoep verstandig, eet een appel!
(7) Vul de bon in en win een reis.
(8) (In een recept: ) Voeg de boter toe en laat de saus vijf minuten zachtjes doorkoken.
(9) Lees voor gebruik de aanwijzingen op de verpakking.

In veel gevallen waarin van een bevel of dringend verzoek sprake is, kan een persoonlijk voornaamwoord van de tweede persoon toegevoegd worden, bijv.:

(1b) Doe de deur dicht, jullie!
(3b) Kom eens hier, jij!

In persoonlijk contact tussen mensen klinkt de imperatief zonder toegevoegd pronomen (u, jij of jullie) al gauw onbeleefd of autoritair, ook als men elkaar tutoyeert. Zin (1a) zal dan ook vaak vervangen worden door bijv. Och, doe de deur even dicht, waar de toegevoegde woorden het bevelskarakter verzachten, of door de gewone verzoekformule Wil je de deur (even) dichtdoen?
     Formeel zijn zinnen als (1b) en (3b) te onderscheiden van zinnen als de volgende, waarin het toegevoegde voornaamwoord direct na het werkwoord komt; is het voornaamwoord meervoudig, dan is de vorm van de imperatief stam + t, zonder dat er sprake hoeft te zijn van formeel taalgebruik (vergelijk ). Voorbeelden:

(10) Gaat u zitten!
(11) Doe jij de deur dicht!
(12) Weest u maar niet bang.

Deze zinnen kunnen dienst doen als imperatiefzinnen: (10) als een vriendelijk verzoek, (11) als een dringend verzoek, respectievelijk een bevel, (12) als een geruststelling.
 
2 Gevolgd door een nevengeschikte zin ingeleid door en of of, kan een zin met een imperatief het karakter van een bijzin van veronderstelling of voorwaarde krijgen. Vergelijk:

(13) Zeg mij met wie je omgaat en ik zal je zeggen wie je bent. (= 'Als je mij zegt...')
(14) Zet dat boek daar en je vindt het nooit meer terug. (= 'Als je dat boek daar zet...')
(15) Hou op of ik ga gillen. (= 'Als je niet ophoudt...')
(16) Wees het met hem oneens en je hebt ruzie. (= 'Als je het met hem oneens bent...')
(17) Word maar eens bestolen in het buitenland (en) dan wil ik jou nog eens spreken. (= 'Als jij eens bestolen wordt...')

Zie hierover verder en .
 
3 Naar vorm en betekenis vergelijkbaar met een imperatiefzin zijn zinnen met een plusquamperfectum die het ongewenste van een niet meer te veranderen werking uitdrukken. Tegen iemand die ten onrechte hard gelopen heeft, kan men zeggen:

(18) Had maar niet zo hard gelopen!

Deze zin betekent hetzelfde als Je had niet zo hard moeten lopen, zoals Loop niet zo hard! gelijk is aan Je moet niet zo hard lopen. Vandaar de benaming 'imperatief van het plusquamperfectum'. Andere voorbeelden:

(19) Was dan wat eerder gekomen!
(20) Ach, had toch niks gezegd!


 
4 In informeel taalgebruik kan regionaal (vooral in Nederland) bij sommige werkwoorden aan de imperatief ze toegevoegd worden. Hiermee wenst men de toegesprokene een goed verloop van datgene wat het werkwoord uitdrukt. Voorbeelden:

(21) Werk ze!   <informeel, regionaal>
(22) Eet ze!   <informeel, regionaal>
(23) Maf/slaap ze!   <informeel, regionaal>

Opmerking

Voor het gebruik van de infinitief met de functie van een imperatief zie , voor het gebruik van het voltooid deelwoord met de functie van een imperatief zie .
     Voor de (modale) functies van de imperatief zie ook .
 
vorige pagina De voor dit onderdeel gebruikte literatuur volgende pagina