|
|
De imperatief
|
[ 28·3·4·2 ]
|
1 |
Ook de imperatief geeft gestalte aan verstandsmodaliteiten en gaat
doorgaans gepaard met een bepaald gevoel. Met het gebruik van de imperatief
wordt in veel gevallen de verwerkelijking nagestreefd van hetgeen in de zin
wordt uitgedrukt. Dit kan op zeer uiteenlopende manieren door de spreker
aan de orde gesteld worden: als een bevel, een verzoek,
een wens of een aansporing. Enkele voorbeelden:
|
(1)
|
Kom hier!
|
|
(2)
|
Schreeuw toch niet altijd zo, Kees.
|
|
(3)
|
Breng voor mij alsjeblieft dat nieuwe parfum van Cacharel mee
als je toch op Schiphol bent.
|
|
(4)
|
Zet'm op!
|
Ook kan de imperatief verwensingen uitdrukken (bijv. (5)) of
uitdrukking geven aan bepaalde verstrengelingen van bevel, wens of
advies (bijv. (6)). Voorbeelden:
|
(5)
|
Loop naar de pomp!
|
|
(6)
|
Val niet.
|
In (6) wenst de spreker dat iets niet gebeurt en spoort de
toegesprokene aan te verhinderen dat het gebeurt door deze waarschuwing te
uiten.
Het gaat bij de imperatief echter niet alleen om het nastreven van
verwerkelijking van het in de zin genoemde. Naast dit gebruik van de
imperatief - de zogenaamde
uitvoeringsimperatief
- bestaat ook nog de
voorstellingsimperatief, waarin de
toegesprokene wordt aangespoord zich een voorstelling te maken van het in
de zin genoemde. Voorbeelden:
|
(7)
|
Zie maar eens een berg te beklimmen met zoveel bagage op je rug.
|
|
(8)
|
Loop in Iran als vrouw maar eens zonder hoofddoekje op straat.
|
Samenvattend kunnen we stellen dat de spreker met het gebruik van de
imperatief het in de zin genoemde als een mogelijkheid presenteert, waarvan
de verwerkelijking binnen de spreeksituatie op verschillende manieren aan
de orde gesteld kan worden. De spreker kan deze eisen, verzoeken, wensen,
adviseren, etc. (de uitvoeringsvariant), of vragen zich er een voorstelling
van te maken (de voorstellingsvariant). Nog enkele voorbeelden die de
uiteenlopende gebruiksmogelijkheden van de imperatief demonstreren:
|
(9)
|
Maak je huiswerk voortaan maar alleen.
|
|
(10)
|
Kom daar tegenwoordig nog eens om.
|
Met het uitspreken van (9) kan de spreker aan de orde stellen
dat de aangeduide situatie voorzover het hem betreft meteen werkelijkheid
wordt: de spreker verwerkelijkt de situatie. Met (10)
presenteert de spreker het in de zin genoemde daarentegen als onmogelijk.
|
|
2 |
De imperatief kan ook gebruikt worden in een conditionele aaneenschakeling
(zie
), zoals in voorbeeld (11) en in een exclusieve
disjunctie (zie
), zoals in voorbeeld (12). We hebben in beide gevallen
met een uitvoeringsimperatief te maken. Voorbeelden:
|
(11)
|
Zeg dat nog eens en ik breek je nek!
|
|
(12)
|
Zeg dat niet nog eens of ik breek je nek!
|
In het eerste lid in (11) wordt een hypothetische situatie
omschreven in de vorm van een advies of een bevel. In het tweede lid wordt
de consequentie, het gevolg genoemd van wat er in het eerste lid is
beschreven. Als dit voor de aangesprokene een bedreiging vormt, dan gaat
het advies of het bevel van de zin uit het eerste lid gepaard met een
zekere ironie. De spreker wil helemaal niet dat zijn advies of bevel wordt
opgevolgd, want hij verbindt er een bedreiging mee. (In voorbeeld
(11) wil de spreker dus juist niet dat de aangesprokene dat
nog eens zegt.) Hij geeft met andere woorden een
pseudo-advies of een pseudo-bevel.
Vormt het gevolg dat in het tweede lid van een conditionele
aaneenschakeling beschreven wordt echter geen bedreiging voor de
aangesprokene, dan kan het advies of het bevel wel oprecht bedoeld zijn.
Voorbeeld:
|
(13)
|
Eet niet te veel snoep en je houdt een gaaf gebit.
|
Het eerste lid in een exclusieve disjunctie heeft altijd de waarde van een
oprecht bedoeld bevel of een oprecht bedoelde waarschuwing. (In voorbeeld
(12) wil de spreker dus daadwerkelijk dat de aangesprokene
dat niet nog eens zegt.)
In een conditionele aaneenschakeling kan in plaats van een
uitvoeringsimperatief ook een voorstellingsimperatief voorkomen (vergelijk
), bijv.:
|
(14)
|
Woon maar eens in een kamer van twee bij twee en je zult
begrijpen hoe die mensen moeten leven!
|
|
|
3 |
Zinnen met het plusquamperfectum die het ongewenste van een niet meer te
veranderen werking uitdrukken, zijn qua vorm en betekenis vergelijkbaar met
imperatiefzinnen. Vergelijk:
|
(15a)
|
Houd je mond!
|
|
(15b)
|
Je moet je mond houden!
|
|
(16a)
|
Had je mond maar gehouden!
|
|
(16b)
|
Je had je mond moeten houden.
|
De imperatiefzin (15a) is te parafraseren met behulp van het
hulpwerkwoord moeten zoals in (15b).
Overeenkomstig is ook zin (16a) met het plusquamperfectum te
parafraseren met behulp van het hulpwerkwoord moeten. In
zinnen als (16a) wordt daarom wel van de 'imperatief van het
plusquamperfectum' gesproken. Zie verder
.
|
|
|
|