|
|
De imperatief (gebiedende wijs)
|
[ 2·3·2·5 ]
|
|
De vormen van de imperatief zijn:
|
·
de stam, bijv.:
|
(1)
|
Werk eens door!
|
|
(2)
|
Kom maar binnen.
|
|
(3)
|
Wees maar niet bang.
|
·
stam + t; deze vorm, die vooral gebruikt wordt om meer dan
één persoon aan te spreken, komt in
formeel taalgebruik
en in een enkele vaste verbinding (bijv. een bevel) voor; voorbeelden:
|
(4)
|
Komt allen!
<formeel>
|
|
(5)
|
Bataven, kent uw spraak en heel haar overvloed!
<formeel>
|
|
(6)
|
Geeft acht!
|
|
De imperfectumvormen van
hebben en
zijn kunnen voorkomen in de 'imperatief van het
plusquamperfectum'
, bijv.:
|
(7)
|
Had het dan niet gedaan!
|
|
(8)
|
Was maar vast naar huis gegaan!
|
Opmerking
|
Bij werkwoorden waarvan de stam op een -d eindigt na een
klinker, wordt die d in de gesproken
taal en vaak ook in de geschreven taal weggelaten (vergelijk
), bijv.:
|
(i)
|
Hou(d) op!
|
|
(ii)
|
Rij(d) maar door!
|
|
|
Voor imperatieven met een toegevoegd persoonlijk voornaamwoord (bijv.
Kom eens hier, jij
en
Gaat u zitten
zie
.
|
|
|
|