|
|
Algemene karakterisering
|
[ 20·1·3·1 ]
|
|
In het algemeen kan gezegd worden dat het naamwoordelijk gezegde een
'toestand' aanduidt: een hoedanigheid, een eigenschap, een functie en
dergelijke. Aangezien het begrip 'werking', dat in
gebruikt is om de betekenis van het werkwoordelijk gezegde te
karakteriseren, ook het element 'toestand' omvat (bijv. Het eten
staat op tafel), kunnen we zeggen dat het naamwoordelijk gezegde
als categorie een minder ruime betekenis heeft dan het werkwoordelijk
gezegde.
Het naamwoordelijk gezegde bestaat uit een werkwoordelijk en een
naamwoordelijk deel. Het werkwoordelijk deel bestaat uit één of meer
werkwoorden (zie
). Als naamwoordelijk deel kunnen verschillende categorieën fungeren.
Deze worden behandeld in
.
|
|
|
|