|
|
Nadere bepalingen
|
[ 14·4·4·6 ]
|
1 |
Bij de elementen elke, iedere, alle,
al, heel in de eerste positie kan
eennadere bepaling in de vorm van een bijwoord met een
kwantificerend karakter optreden, bijv.:
|
(1)
|
bijna elke (vogel)
|
|
(2)
|
vrijwel iedere (tandenborstel)
|
|
(3)
|
nagenoeg heel (de wereld)
|
|
(4)
|
zowat al (moeders onderjurken)
|
|
(5)
|
praktisch alle (drie de oplossingen)
|
Bijwoorden met een kwantificerend karakter kunnen ook
als nadere bepaling van een bepaald hoofdtelwoord optreden. Ze beklemtonen
het exacte karakter van het telwoord of ontnemen het juist z'n exacte
betekenis. In het laatste geval kan de hoeveelheid kleiner of groter zijn
dan het telwoord aangeeft (zie ook
). Voorbeelden zijn:
|
(6)
|
precies honderd (gulden)
|
|
(7)
|
juist vier (ons)
|
|
(8)
|
net zeven (jaar)
|
|
(9)
|
bijna vijftig
|
|
(10)
|
circa honderd (jaar)
|
|
(11)
|
nagenoeg/ongeveer tien (voorbeelden)
|
|
(12)
|
zowat twintig (gevallen)
|
|
(13)
|
nauwelijks tien (dagen)
|
|
(14)
|
maximaal/hooguit twintig (gulden)
|
|
(15)
|
minstens vijfentwintig (frank)
|
Als equivalent van deze bijwoorden zijn mogelijk:
|
·
een voorzetsel, bijv.:
|
(16)
|
(Er kunnen) tot twintig (mensen in deze lift.) (= 'hooguit,
maximaal')
|
Voor gevallen als rond de twintig (jaar) (= 'ongeveer
twintig') en om en nabij de vijf (jaar geleden) zie men
.
·
een of
zo'n met de betekenis van 'ongeveer' (zie
ook
), bijv.:
|
(17)
|
een veertig (boeken)
|
|
(18)
|
zo'n vijfentwintig (kilo)
|
·
een kwantiteitsaanduidend adjectief, voorafgegaan door
een, bijv.:
|
(19)
|
een goede twintig (pagina's) (= 'meer dan')
|
|
(20)
|
een dikke honderd (pagina's) (= 'meer dan')
|
|
(21)
|
een kleine veertig (deelnemers) (= 'minder dan')
|
De adjectieven dik en goed komen, althans in
gesproken taal
, ook zonder een voor. Het adjectief ruim komt
alleen zonder een voor, bijv.:
|
(22)
|
goed honderd (pagina's)
|
|
(23)
|
dik honderd (pagina's)
|
|
(24)
|
ruim zeventig (vragen)
|
·
een stuk of, bijv.:
|
(25)
|
een stuk of twintig (pagina's)
|
De constructie een stuk of + bepaald hoofdtelwoord +
telbaar substantief heeft als equivalent de constructie
een + telbaar substantief + of +
bepaald hoofdtelwoord, bijv.:
|
(26a)
|
een stuk of tien mannen
|
|
(26b)
|
een man of tien
|
|
(27a)
|
een stuk of vijf emmers
|
|
(27b)
|
een emmer of vijf
|
Ook kan als equivalent de constructie een +
(bepaald hoofdtelwoord + -tal) + telbaar substantief
gebruikt worden. Deze constructie komt alleen bij een meervoudig
substantief voor, bijv.:
|
(26c)
|
een tiental mannen
|
|
(27c)
|
een vijftal emmers
|
·
minder dan/meer
dan, bijv.:
|
(28)
|
minder dan twintig (pagina's)
|
De constructie meer dan is ook mogelijk met het
onbepaalde hoofdtelwoord genoeg, bijv.:
|
(29)
|
meer dan genoeg (pagina's)
|
|
|
|
2 |
Staat in de eerste positie het onbepaald voornaamwoord wat,
dan kan daar een nadere bepaling bij in de vorm van een graadaanduidend of
versterkend bijwoord (of bijwoordelijk gebruikt adjectief), bijv.:
|
(30)
|
heel/aardig wat (vrienden)
|
|
(31)
|
nogal/vrij wat (mensen)
|
|
|
3 |
Staat in de eerste positie het onbepaalde hoofdtelwoord
veel of
weinig, dan kan daar een nadere bepaling
bij in de vorm van een graadaanduidend of versterkend bijwoord (of
bijwoordelijk gebruikt adjectief), bijv.:
|
(32)
|
nogal veel
|
|
(33)
|
heel veel
|
|
(34)
|
te veel
|
|
(35)
|
vrij weinig
|
|
(36)
|
betrekkelijk/tamelijk weinig (belangstelling)
|
Wanneer veel of weinig voorafgegaan wordt door
te kan er ook een nadere bepaling in de vorm van
iets, veel of een beetje voor
staan (zie
), bijv.:
|
(37)
|
iets/veel te veel
|
|
(38)
|
een beetje (te) veel
|
Bij een beetje kan te eventueel weggelaten
worden.
Staat in de eerste positie de comparatiefvorm
meer of
minder, dan kan een nadere bepaling in de
vorm van iets, veel, een beetje alleen zonder
te voorkomen, bijv.:
|
(39)
|
iets minder
|
|
(40)
|
veel meer
|
|
(41)
|
een beetje minder
|
Bij de comparatiefvormen meer en minder kunnen
ook complementen optreden ingeleid door als en
dan. Het complement staat dan achter de kern van de
naamwoordelijke constituent waar de determinator bij hoort, bijv.:
|
(42)
|
(Er waren) meer (mensen) dan gisteren.
|
|
(43)
|
(Hij heeft) minder (kookpannen) dan zijn zus.
|
Het complement kan tevens verderop in de zin staan (zie
).
Meer en minder kunnen zelf ook nog een telwoord
als voorbepaling krijgen, waardoor de betekenis weer exact wordt. Dit
telwoord staat dan voor de kern van de naamwoordelijke constituent, terwijl
meer en minder samen met het complement (maar
eventueel gescheiden van elkaar) achter de kern van de naamwoordelijke
constituent komen te staan:
|
(44)
|
(Hij heeft) tien (boeken) meer dan bij het begin van de dag.
|
Bij de onbepaalde hoofdtelwoorden veel en weinig
kunnen we ook nog een zogenaamde omsluitende bepaling krijgen. Deze bestaat
uit een element dat ervoor geplaatst wordt met een complement dat erop
volgt. We onderscheiden vier gevallen:
|
·
zo...mogelijk, bijv.:
|
(45)
|
zo weinig mogelijk (moeilijkheden)
|
·
hoe...ook, bijv.:
|
(46)
|
Hoe veel (geld hij) ook (heeft, hij is toch niet
gelukkig).
|
In deze constructie komt ook verderop in de zin te staan.
Vergelijk ook
.
·
zo/even +
veel/weinig +
als, bijv.:
|
(47)
|
(We hebben) zo veel (tijd) als de middag lang is.
|
|
(48)
|
(Jan heeft) even veel (cd's) als Piet.
|
Het complement in de vorm van een constituent voorafgegaan door een
voegwoord komt weer achter de kern van de naamwoordelijke constituent te
staan. Het kan echter ook verderop in de zin komen te staan (zie
).
·
te/zo + telwoord + bijzin van
graadaanduidend gevolg, bijv.:
|
(49)
|
te veel (soorten) om op te noemen
|
|
(50)
|
zo veel (veranderingen) dat we het niet meer bij kunnen
houden
|
De bijzin kan los komen van de naamwoordelijke constituent waar hij in
staat
(
, [1] en [3]). Vergelijk ook
.
|
|
|
|
|