Afhankelijke zinnen
 
[ 21·7·3·1 ]
 
1 De afhankelijke zinnen waar het hier om gaat maken als complement of als toevoeging (veelal een bijvoeglijke nabepaling) deel uit van een naamwoordelijke, een adjectivische of een bijwoordelijke constituent. Bij achteropplaatsing staan ze dus los van de kern waar ze betrekking op hebben. Op het niveau van de zin geredeneerd hebben we dus met zinsdeelstukken te maken.
 
2 Achteraanplaatsing is regel bij de volgende types zinnen:

[1]  Bijzinnen die een graadaanduidend gevolg uitdrukken (met: zo...dat, of een equivalent);
     Voorbeelden zijn:

(1) Hij |had| zo hard |gelopen| dat hij er bijna bij viel.
(2) |Laten| we zo |leven en handelen| dat Hij in ons herkend kan worden.
(3) Ons letterwoord |werd| op dusdanige wijze aan|gepast| dat het een gezicht werd.



[2]  Bijzinnen die een vergelijking uitdrukken (ingeleid door de voegwoorden dan, als, enz.);
     Voorbeelden zijn:

(4) Truusje |heeft| alweer meer |gegeten| dan ze kon.
(5) Deze categorie |is| sterker |vertegenwoordigd| dan uit de cijfers zou blijken.
(6) We |kunnen| niets anders |doen| dan hier op het pad afwachten.
(7) (Je verwondert je) |als| de dingen anders |zijn| dan je verwacht.
(8) Een actieve aardworm |slorpt| elke dag evenveel aarde op | | als hij zelf weegt.



[3]  Beknopte bijzinnen met (om) te + infinitief na een adjectief, na te + adjectief en na genoeg of voldoende (+ adjectief of substantief); de laatste twee types duiden ook een graadaanduidend gevolg aan;
     Voorbeelden zijn:

(9) (Het zijn proefjes) |die| ideaal |zijn| om de temperatuur van het publiek te meten.
(10) Daarna |zou| iedereen dan weer vrij |zijn| (om) te doen wat hij wil.
(11) Grootvader |was| te oud |geworden| om nog lange wandelingen te maken.
(12) Wim |zou| nog kansen genoeg |krijgen| om vogels te vangen.

Ook beknopte bijzinnen met (om) te + infinitief bij een substantivische kern vertonen een tendens om op de laatste zinsplaats te komen, al is hier geen sprake van een regel. Voorbeelden:

(13) Hierbij |was| de mogelijkheid open|gelaten| (om) de vraag niet te beantwoorden.
(14) (Ik geloof) |dat| daar heel wat stof |ligt| om over na te denken.
(15) (Ze zeiden) |dat| ze hem in het vervolg het ongerief |wilden besparen| (om) voor de rechter te moeten verschijnen.



 
3 Bij de volgende categorieën zinnen is er een sterke tendens tot achteropplaatsing:

[1]  Complementszinnen ingeleid door een onderschikkend voegwoord (zie ) of een vragend element (zie );
     Voorbeelden zijn de (b) -zinnen hieronder:

(16a) Dit |lijkt| de mogelijkheid dat de protestanten plaatsen willen inruimen voor vertegenwoordigers van de katholieken uit |te sluiten|.
(16b) Dit |lijkt| de mogelijkheid uit |te sluiten| dat de protestanten plaatsen willen inruimen voor vertegenwoordigers van de katholieken.
(17a) De ambassade |probeerde| de geruchten als zou er een staatsgreep hebben plaatsgevonden |te ontzenuwen.|
(17b) De ambassade |probeerde| de geruchten |te ontzenuwen| als zou er een staatsgreep hebben plaatsgevonden.

In de gegeven voorbeelden kan de afhankelijke zin zowel in het middenstuk (bij zijn kernwoord) als op de laatste zinsplaats staan. In sommige gevallen daarentegen is het achteropplaatsen van de complementszin verplicht of nagenoeg dwingend. Vooralsnog kan niet precies aangegeven worden wanneer dat zo is (zie echter ook onder 4). Vergelijk de twee volgende zinnen met (16) en (17):

(18a) Vorige week |hebben| de bewindslieden van Sociale Zaken de vrees dat de premie tot boven de 10% zal oplopen uit|gesproken|   <<uitgesloten>>
(18b) Vorige week |hebben| de bewindslieden van Sociale Zaken de vrees uit|gesproken| dat de premie tot boven de 10% zal oplopen.
(19a) Dit |had| de vraag in hoeverre minister Kissinger op de hoogte was van Amerikaanse steun voor Chileense complotten |doen rijzen.|   <<uitgesloten>>
(19b) Dit |had| de vraag |doen rijzen| in hoeverre minister Kissinger op de hoogte was van Amerikaanse steun voor Chileense complotten.

Van belang lijkt hier te zijn dat het gaat om uitdrukkingen of min of meer geijkte combinaties van een zeker substantief met een zeker werkwoord (de vrees uitspreken (dat...), de vraag doen rijzen (of...); verder bijv.

de mededeling doen (dat...) de vraag stellen (of...) het gevoel krijgen (dat/alsof...) het bewijs leveren (dat...) de beschuldiging uiten (dat...)

).

[2]  Betrekkelijke bijzinnen;
     Zowel beperkende als uitbreidende betrekkelijke bijzinnen vertonen een uitgesproken tendens om achter de tweede pool te komen. Voorwaarde is wel dat het antecedent niet een onderwerp is dat op de eerste zinsplaats staat. In dat geval is achteropplaatsing weliswaar niet uitgesloten, maar is ze minder gewoon (zie (26)). Voorbeelden zijn:

(20) In andere gevallen daarentegen |bleef| juist de vorm |bestaan| die minder met het origineel overeenkomt.
(21) Jijzelf |hebt| een lijstje met vragen klaar|gemaakt|, die alle beginnen met waarom.
(22) Ten slotte |heeft| de partij de breuk tot stand |gebracht| waarop haar rechtervleugel al enige tijd aanstuurde.
(23) (Uit het rapport blijkt) |dat| ze een hoog percentage leerlingen |hebben| die afkomstig zijn uit achterstandsituaties.
(24) (Op gevaar af) | | dingen |te beweren| die ik niet voldoende waar kan maken (, zal ik nu zeggen wat ik ervan vind.)
(25) We |hebben| gisteren oma en opa |bezocht| die net terug waren van vakantie.
(26) De ploeg |is| daar | | die het dak komt repareren!

Alleen zogenaamde continuatieve betrekkelijke bijzinnen (zie ) staan verplicht achter de tweede pool van de rompzin. Voorbeelden zijn:

(27) Daar |wordt| weer een nieuwe lading in|genomen|, die op haar beurt dan weer aan boord van het zeeschip wordt gebracht.
(28) Dat |heb| ik van Gerard |gehoord|, die het weer van een Fransman heeft onthouden.
(29) Iedere tweede maand |worden| de gereedkomende stukken naar de leescommissie |gestuurd|, die ze voorzien van op- en aanmerkingen retourneert.



 
4 Een factor die mede een rol kan spelen bij achteropplaatsing is de volgende: wanneer op een constituent met een afhankelijke zin als deel (in de functie van bepaling of complement) nog slechts één enkel element zou volgen, zoals alleen een achter-pv of alleen het scheidbare deel van een samengesteld werkwoord, dan heeft achteropplaatsing van de afhankelijke zin de voorkeur. Dit komt zowel de verstaanbaarheid als de elegantie van de zin ten goede. Deze tendens wordt dwingender naargelang de afhankelijke zin omvangrijker is. Vergelijk bijvoorbeeld de volgende paren zinnen:

(30a) Hij |heeft| gisteravond zijn zus die in Canada woont op|gebeld.|
(30b) Hij |heeft| gisteravond zijn zus op|gebeld| die in Canada woont.
(31a) Wanneer |heb| je die jongen waar je gisteren in de bioscoop bijna een uur mee hebt staan praten voor het eerst |ontmoet?|
(31b) Wanneer |heb| je die jongen voor het eerst |ontmoet| waar je gisteren in de bioscoop bijna een uur mee hebt staan praten?
(32a) (Hij zei) |dat| hij een boek waarin de geschiedenis van het Romeinse rijk gedetailleerd behandeld wordt |zocht.|   <<twijfelachtig>>
(32b) (Hij zei) |dat| hij een boek |zocht| waarin de geschiedenis van het Romeinse rijk gedetailleerd behandeld wordt.
(33a) (Hij was het) |die| een brief waarin werd gepleit voor een opvolger voor Alfrink die in staat zou zijn tegenstellingen te overbruggen |schreef.|   <<twijfelachtig>>
(33b) (Hij was het) |die| een brief |schreef| waarin werd gepleit voor een opvolger voor Alfrink die in staat zou zijn tegenstellingen te overbruggen.
(34a) Hij |ging| onlangs de twintig Vietnamezen die vóór de komst van de Voorlopige Revolutionaire Regering op 30 april op zijn architectenkantoor hadden gewerkt na | |.   <<twijfelachtig>>
(34b) Hij |ging| onlangs de twintig Vietnamezen na | | die vóór de komst van de Voorlopige Revolutionaire Regering op 30 april op zijn architectenkantoor hadden gewerkt.

Bij (30) en (31) is er nauwelijks enig stilistisch verschil, al zal in gesproken taal gemakkelijker de (b) -variant gebruikt worden. Bij (32) t/m (34) daarentegen verdienen de (b) -zinnen uit het oogpunt van vlotheid en elegantie beslist de voorkeur boven de (a) -zinnen. Om die reden (en niet omdat ze niet helemaal grammaticaal zouden zijn) hebben deze (b) -zinnen het label 'twijfelachtig' gekregen.
     In gevallen als de volgende is achteropplaatsing van de afhankelijke zin zelfs dwingend (vergelijk met de voorbeelden (18) en (19)):

(35a) Hij |kan| zich niet van de indruk dat ze hem al die tijd voor de gek gehouden heeft |ontdoen.|   <<twijfelachtig>>
(35b) Hij |kan| zich niet van de indruk |ontdoen| dat ze hem al die tijd voor de gek gehouden heeft.
(36a) Leen |heeft| me gisteren de stellige belofte ervoor te zorgen |gedaan.|   <<uitgesloten>>
(36b) Leen |heeft| me gisteren de stellige belofte |gedaan| ervoor te zorgen.
(37a) Hij |sprak| de vrees dat ze niet gauw terug zou komen uit | |.   <<uitgesloten>>
(37b) Hij |sprak| de vrees uit | | dat ze niet gauw terug zou komen.

Opmerking


 
vorige pagina De voor dit onderdeel gebruikte literatuur volgende pagina