Met een substantief als grondwoord
 
[ 12·4·2·3·1·b ]
 
Bij afleiding door middel van -achtig, -ig en -erig op basis van een substantief zijn diverse betekenissen mogelijk, die elkaar niet hoeven uit te sluiten.

[1]  De voornaamste groep is die waarin de genoemde achtervoegsels aan het adjectief een vergelijkende betekenis geven: 'lijkend op, als (van) een -'. De procédés zijn:

·   substantief + achtig, bijv.:

aapachtig, bladachtig, geleiachtig, houtachtig, katachtig, kruidachtig, lelieachtig, moerasachtig, slijmachtig, struisvogelachtig, veranda-achtig;



·   substantief + ig, bijv.:

azijnig, glazig, houtig, hufterig, kattig, krachtpatserig, kunstig, noodlottig, poederig, salpeterig, venijnig, vrekkig;



·   substantief + erig, bijv.:

fatterig, houterig, katterig, proleterig, slijkerig, slijmerig, schofterig.


Deze procédés zijn productief. De formatie met -achtig heeft de meeste mogelijkheden, vooral in gesproken taal . Het achtervoegsel kan ook gecombineerd worden met eigennamen, bijv.:

(6) Hij vond dat de heer Van Agt een nogal Den Uylachtige opmerking gemaakt had.

en met combinaties van woorden (bijv. oudevrijsterachtig, grote-mensachtig, kleine-jongensachtig ). In sommige gevallen komt er tussen het grondwoord en -achtig een tussenklank. Een tussenklank -s- krijgen alle afleidingen op basis van een verkleinwoord (bijv. hofjesachtig, meisjesachtig, sprookjesachtig ) en verder damesachtig, jongensachtig ( kwajongensachtig, enz.), kruideniersachtig . Een tussenklank -(d) er- krijgen de woorden hoenderachtig, kalverachtig, kinderachtig, runderachtig .
     De vormen met -ig en -erig zijn beperkter in gebruik. Bovendien treden er vormbeperkingen op. Ze zijn niet te combineren met substantieven die op -a eindigen, zoals komma, soda, vla . Bij substantieven op een sjwa verdwijnt die sjwa voor het achtervoegsel: vrede - vredig, weelde - weelderig . Het achtervoegsel -erig kan verder niet voorkomen na een woord dat op een onbeklemtoonde lettergreep eindigt, zoals hobbel, korrel, nevel; hufter, poeder, water .
     De adjectieven op -achtig hebben gewoonlijk een letterlijk vergelijkende betekenis, bijv.:

(7) Overal in de stad had je van die kazerne-achtige flatgebouwen. ('lijkend op een kazerne')
(8) Die wijn smaakt azijnachtig. ('als azijn')

Opmerking 1

De adjectieven op -ig en -erig worden vaak in meer figuurlijke betekenis gebruikt, bijv. azijnig in een azijnig stukje (schrijven) ('een stukje dat zuur, scherp van toon is') of houterig in een houterig iemand ('iemand die stijf, niet lenig of onbeholpen is'). Vooral die op -erig hebben een vrij sterk negatieve connotatie. Vergelijk verder met elkaar: katachtig (bijv. in: een katachtig roofdier ), kattig (bijv. in: een kattig iemand ('iemand die vinnig, snibbig is')), en katterig (in: katterig zijn ('een kater hebben')).

[2]  Een tweede groep adjectieven die op de aangegeven manier gevormd zijn, heeft de betekenis '(veel) - hebbend, met (veel) - '. Voorbeelden met respectievelijk -achtig, -ig en -erig zijn:

bergachtig, bosachtig, heuvelachtig, regenachtig, rotsachtig, waterachtig;
     bloedig, gelukkig, hobbelig, hongerig, lustig, moedig, moerassig, regelmatig, zonnig;
     bloederig, draderig, pokkerig, stofferig, winderig, zanderig.

De meeste adjectieven van dit type worden gebezigd met betrekking tot de gesteldheid van een terrein of gebied of met betrekking tot het weer (bijv. een rotsachtige kust , een moerassig gebied , een zonnige dag ) of met betrekking tot het uiterlijk van levende wezens (bijv. harige handen , een puisterig gezicht ). In deze betekenis zijn de procédés niet productief. De vormen afgeleid met -erig hebben gewoonlijk een ongunstige bijbetekenis: een bepaalde eigenschap is in een overdreven mate aanwezig. Vergelijk bijv. bloederig in een bloederige film ('een film waarin overdreven veel bloed vloeit') met bloedig in een bloedige veldslag ('een veldslag waarbij veel bloed vloeit').
     Bij dit betekenistype sluiten zich ook reeksen van adjectieven aan die eindigen op -lustig, -plichtig of -zuchtig zoals goklustig, kooplustig, levenslustig, reislustig, strijdlustig; belastingplichtig, dienstplichtig, leerplichtig, onderhoudsplichtig, schoolplichtig; drankzuchtig, gemakzuchtig, hebzuchtig, oorlogszuchtig, roofzuchtig, vernielzuchtig, wraakzuchtig . Dergelijke adjectieven kunnen beschouwd worden als afleidingen met een samengesteld substantief als grondwoord ( goklust, dienstplicht, gemakzucht, enz.). De adjectieven op -zuchtig hebben een sterke negatieve connotatie. De betekenis is 'een (sterke/ziekelijke) neiging hebbend tot wat het eerste lid van het grondwoord uitdrukt' (vergelijk hiermee samenstellingen met -ziek ). De betekenis '(al te zeer) geneigd tot -' is ook aanwezig in enkele geïsoleerde gevallen als leugenachtig, naijverig, paniekerig . Zie voor andere adjectieven met deze betekenis . Opmerking 2

Voor meer mogelijkheden met het achtervoegsel -ig in een vergelijkbare betekenis zie .

[3]  Een derde groep adjectieven is die met -achtig met de betekenis 'houdend van, gesteld op -'. Voorbeelden zijn wijnachtig, museumachtig in zinnen waarin ook nog een relativerend, graadaanduidend en/of ontkennend bijwoord voorkomt, zoals:

(9) Ik ben niet erg wijnachtig.

Ook eigennamen kunnen hier als grondwoord dienen, bijv.:

(10) Hij is niet erg Brechtachtig.

Dit procédé is productief.

[4]  Het achtervoegsel -ig wordt verder gebruikt om adjectieven af te leiden van substantieven die een wetenschappelijke discipline noemen zoals aardrijkskunde, taalkunde, enzovoort. De sjwa aan het eind van het grondwoord valt weg vóór -ig. Voorbeelden van zulke adjectieven die een betrekking uitdrukken, zijn:

aardrijkskundig, bodemkundig, geschiedkundig, plantkundig, sterrenkundig, tandheelkundig, volkskundig, waterbouwkundig, wiskundig.


Niet tot een van de genoemde groepen behoren ten slotte geïsoleerde gevallen als deelachtig, krampachtig, reusachtig , met de klemtoon op het achtervoegsel.
     Bij afleidingen met een substantief als grondwoord ligt het accent op dat grondwoord. Bij het achtervoegsel -ig heeft in veel gevallen klemtoonaantrekking plaatsgevonden. Dat betekent dat, wanneer het accent in het grondwoord vooraan ligt, dit accent in de afleiding op de laatste beklemtoonbare lettergreep vóór -ig is komen te liggen, bijv. armóedig (naast ármoede), eenvóudig (naast éénvoud), misdádig (naast mísdaad), noodlóttig (naast nóódlot), overvlóedig (naast óvervloed), regelmátig (naast régelmaat), voorspóedig (naast vóórspoed), vijándig (naast víjand), reislústig (naast réislust), dienstplíchtig (naast díenstplicht), wraakzúchtig (naast wráákzucht), aardrijkskúndig (naast áárdrijkskunde) , enz.
 
vorige pagina De voor dit onderdeel gebruikte literatuur volgende pagina