Gebruik van voornaamwoordelijke bijwoorden
 
[ 8·7·3 ]
 
1a Het gebruik van persoonlijke, aanwijzende, vragende en betrekkelijke voornaamwoordelijke bijwoorden is vrijwel algemeen voor verwijzing naar zaken en niet-menselijke levende wezens. Het gebruik van er + voorzetselbijwoord in plaats van voorzetsel + het is altijd verplicht, bijv.:

(1a) Toen ze bij het water kwamen, dook hij het meteen in.   <<uitgesloten>>
(1b) Toen ze bij het water kwamen, dook hij er meteen in.

Het gebruik van (n)ergens/overal + voorzetselbijwoord in plaats van voorzetsel + (n) iets/alles is niet dwingend. Zo kunnen naast elkaar voorkomen:

(2a) Jij denkt ook nooit aan iets.
(2b) Jij denkt ook nooit ergens aan.
(3a) Kees weet van alles wel wat.
(3b) Kees weet overal wel wat van.
(4a) Ze namen van alles een beetje.
(4b) Ze namen overal een beetje van.

Een algemene beperking op het gebruik van voornaamwoordelijke bijwoorden is de volgende: wanneer voornaamwoorden met een nabepaling zijn verbonden, kan geen voornaamwoordelijk bijwoord in de plaats van een voorzetselconstituent komen, bijv.:

(5a) Ik zit met iets vervelends.
(5b) Ik zit ergens vervelends mee.   <<uitgesloten>>


 
1b Vooral in gesproken taal kan een voornaamwoordelijk bijwoord bovendien gebruikt worden om naar personen te verwijzen. Dit gebruik, dat met name bij betrekkelijke voornaamwoordelijke bijwoorden voorkomt, behoort in de meeste gevallen tot de informele taal. Voorbeelden:

(6a) Het is een kerel op wie je niet kunt rekenen.
(6b) Het is een kerel waarop je niet kunt rekenen.   <informeel>
(7a) De ouders van wie de kinderen ouder zijn dan twaalf jaar, hoeven dit formulier niet in te vullen.
(7b) De ouders waarvan de kinderen ouder zijn dan twaalf jaar, hoeven dit formulier niet in te vullen.   <informeel>
(8a) Die lellebel, over haar/die wil ik het niet meer hebben. (over die geldt als informeel)
(8b) Die lellebel, daarover wil ik het niet meer hebben.   <informeel>
(9a) De collega aan wie ik het heb laten zien, vond het stuk slecht.
(9b) De collega waaraan ik het heb laten zien, vond het stuk slecht.   <informeel>
(10a) (Peeters is een onbetrouwbare man.) Je kunt niet op hem rekenen./Op hem kun je niet rekenen.
(10b) (Peeters is een onbetrouwbare man.) Je kunt er niet op rekenen./Daar kun je niet op rekenen.   <informeel>
(11a) Er is echt niets met hem aan te vangen, met die jongen.
(11b) Er is echt niets mee aan te vangen, met die jongen.   <informeel>
(12a) De vrienden aan wie ze het plan verteld hadden, bleken bereid om mee te doen.
(12b) De vrienden waaraan ze het plan verteld hadden, bleken bereid om mee te doen.   <informeel>

Bij de opening van een telefoongesprek is de verwijzing naar een persoon met een voornaamwoordelijk bijwoord niet informeel, bijv.:

(13) A: (Spreek ik met Willemsen?) B: Daar spreekt u mee.


 
2 Heel gewoon is ook het gebruik van een voorzetselconstituent met sterk beklemtoonde voornaamwoorden, bijv. wanneer de spreker ter verduidelijking om een herhaling verzoekt van iets dat al gezegd is. Een voornaamwoordelijk bijwoord is echter niet uitgesloten. Vergelijk:

(14a) A: (Ze waren gehuld in witte kaftans.) B: In wát?
(14b) A: (Ze waren gehuld in witte kaftans.) B: Wáárin?

Bij de bevraging van personen is echter alleen de constructie voorzetsel + vragend voornaamwoord mogelijk, bijv.:

(15a) A: Hij ging op reis met Bonnie. B: Met wíe?
(15b) A: Hij ging op reis met Bonnie. B: Waarmee?

Voor meer voorbeelden (met aanwijzende dan wel vragende voornaamwoorden) zie .
 
3 Het gebruik van een voornaamwoordelijk bijwoord in plaats van voorzetsel + voornaamwoord is verplicht:

·   als verwezen wordt naar een hele zin, bijv.:

(16a) Hij vertelt altijd iedereen dat ik zo vaak ziek ben, over wat ik erg kwaad kan worden.   <<uitgesloten>>
(16b) Hij vertelt altijd iedereen dat ik zo vaak ziek ben, waarover ik erg kwaad kan worden.
(17a) Over dat kan ik erg kwaad worden.   <<uitgesloten>>
(17b) Daarover kan ik erg kwaad worden.
(18a) Ze zouden samen op reis gaan, naar wat ze hevig verlangde.   <<uitgesloten>>
(18b) Ze zouden samen op reis gaan, waarnaar ze hevig verlangde.



·   wanneer er van een ingesloten antecedent sprake is, zoals in:

(19b) Aan wat jij nu denkt, is het probleem van interferentie.   <<uitgesloten>>
(19b) Waar jij nu aan denkt, is het probleem van interferentie. (= 'datgene waaraan')


Het gebruik van een voornaamwoordelijk bijwoord in plaats van voorzetsel + voornaamwoord is daarentegen uitgesloten als de voorzetselconstituent zelf het antecedent voor een betrekkelijke bijzin bevat:

(20a) Je moet maar niet teveel denken aan wat ik je zojuist verteld heb. (= 'aan datgene wat')
(20b) Je moet maar niet teveel denken waaraan ik je zojuist verteld heb.   <<uitgesloten>>
(20c) Je moet maar niet teveel daaraan denken wat ik je zojuist verteld heb.   <<uitgesloten>>

Zie voor meer voorbeelden .
 
4 Een voorlopig voorzetselvoorwerp treedt altijd in de vorm van een voornaamwoordelijk bijwoord op, bijv.:

(21) Hij zweeg erover dat hij ook in de gevangenis gezeten had.
(22) Denk erom dat je de deur goed sluit.


 
5 Ter vervanging van een voorzetselconstituent die een algemene plaatsaanduiding noemt (situerend), wordt gewoonlijk een bijwoord van plaats gebruikt in plaats van een voornaamwoordelijk bijwoord. In betrekkelijke bijzinnen is ook wel een voornaamwoordelijk bijwoord mogelijk. Voorbeelden:

(23a) Het dorp waar hij woont is afgesloten van de buitenwereld.
(23b) Het dorp waarin hij woont is afgesloten van de buitenwereld.
(24a) Dit is nu de kamer waar ik aan de ANS werk.
(24b) Dit is nu de kamer waarin ik aan de ANS werk.
(25a) (Hij woont in de Begoniastraat.) Woont hij er al lang?
(25b) (Hij woont in de Begoniastraat.) Woont hij er al lang in?   <<uitgesloten>>
(26a) (Zit jij al lang op die school?) Nee ik werk daar pas.
(26b) (Zit jij al lang op die school?) Nee ik werk daar pas op.   <<uitgesloten>>
(27a) (Welke kast bedoel je?) Die waar de suiker staat.
(27b) (Welke kast bedoel je?) Die waar de suiker in staat.

Gaat het echter om de aanduiding van een plaatsverhouding tussen twee zelfstandigheden (relationeel), dan kan een voornaamwoordelijk bijwoord of een bijwoord van plaats gebruikt worden naargelang van de context of de situatie. Vergelijk (28) en (29):

(28) (Even kijken of m'n sjaal in de auto ligt.) Ja hoor, hij ligt er. (ook wel: (...) hij ligt erin)
(29) (Heb ik m'n sjaal meegenomen of ligt hij nog in de auto?) Hij ligt er nog in. (ook wel: Hij ligt er nog)

Betreft het een nauwkeurige aanduiding van een plaatsverhouding (onder meer bij nadruk of bij contrast), dan is een voornaamwoordelijk bijwoord in plaats van een bijwoord van plaats verplicht:

(30a) (De suiker zit in die plastic doos.) De suiker zit dáár.   <<uitgesloten>>
(30b) (De suiker zit in die plastic doos.) De suiker zit dáárin.
(31a) De stoel waar ik sta is erg gammel.   <<uitgesloten>>
(31b) De stoel waarop ik sta is erg gammel.
(32) (M'n handschoenen liggen niet óp maar ín de kast.) Ze liggen er niet óp maar erín. (of elliptisch: er niet óp maar ín)

Voor het onderscheid tussen situerende en relationele bepalingen van plaats zie .
 
6 Ook bij bepalingen van tijd maakt het verschil of er sprake is van een algemene tijdsaanduiding zonder meer of van een verhouding tussen twee tijdstippen of periodes (vergelijk ). In het eerste geval kan geen voornaamwoordelijk bijwoord gebruikt worden, in het tweede geval wel. Vergelijk:

(33a) (In juli heb ik vakantie.) Heb jij dan ook vrij?
(33b) (In juli heb ik vakantie.) Heb jij daarin ook vrij?   <<uitgesloten>>
(34) (Tot zes uur ben ik hier. Na zes uur ben ik thuis te bereiken.) Daarna ben ik thuis te bereiken. (ook: dan)

Een bijzonder geval vormen voorzetselconstituenten als voor een paar dagen (= 'een (bepaalde) periode geleden') en over een paar dagen (='na afloop van een (bepaalde) periode'). In plaats van dergelijke constituenten kan geen voornaamwoordelijk bijwoord (ervoor, erover, enz.) gebruikt worden:

(35a) (Voor een paar weken was hij in Mali.) Toen was hij in Mali.
(35b) (Voor een paar weken was hij in Mali.) Daarvoor was hij in Mali.   <<uitgesloten>>
(36a) (Over een dag of twee vertrekken we.) Dan vertrekken we.
(36b) (Over een dag of twee vertrekken we.) Daarover vertrekken we.   <<uitgesloten>>


 
7 Bij richtingsbepalingen wordt eveneens in sommige gevallen geen voornaamwoordelijk bijwoord gebruikt.
     Nagenoeg beperkt tot formeel en/of regionaal (met name Belgisch Nederlands) taalgebruik zijn combinaties van een van de voorzetsels langs, naar en van met een van de bijwoorden daar, hier, waar, (n)ergens en overal in plaats van een voornaamwoordelijk bijwoord. Voorbeelden zijn:

(37a) Zullen we langs daar gaan?   <regionaal>
(37b) Zullen we dáárlangs gaan?
(38a) Kijk eens naar hier.   <regionaal>
(38b) Kijk eens híerheen.
(39a) Naar waar gaan jullie?   <regionaal>
(39b) Waar gaan jullie naartoe?
(40a) Die auto kwam van daar.
(40b) Die auto kwam daarvandaan.
(41a) Het geld zal toch van ergens moeten komen.   <regionaal>
(41b) Het geld zal toch ergens vandaan moeten komen.
(42a) De pelgrims komen van overal.
(42b) De pelgrims komen overal vandaan.
(43a) Vanwaar komt u?   <formeel, regionaal>
(43b) Waar komt u vandaan?

De combinatie van het voorzetsel van + het bijwoord waar, die gewoonlijk in één woord geschreven wordt, doet dienst als vragend bijwoord. Opmerking 1

In de standaardtaal wordt voorts geen voornaamwoordelijk bijwoord gebruikt ter vervanging van voorzetselconstituenten als in de volgende zinnen:

(44a) Van de brug af heb je een prachtig uitzicht op de uiterwaarden.
(45a) Van Den Bosch uit is het maar tien kilometer.

Hiernaast zijn voornaamwoordelijke bijwoorden (daarvanaf, daarvanuit) ongebruikelijk. Wel kan het naamwoordelijke gedeelte uit deze voorzetselconstituenten door een bijwoord van plaats vervangen worden, wat als resultaat kan geven:

(44b) Van daar af heb je een prachtig uitzicht op de uiterwaarden.
(45b) Van daar uit is het maar tien kilometer.

Vergelijk met (44a) en (44b) echter:

(46a) Ik durf niet van die ladder af te springen.
(46b) Ik durf daar niet van af te springen.
(47a) We zijn eindelijk van de herrie af.
(47b) Eindelijk zijn we ervan af.

Opmerking 2


 
vorige pagina De voor dit onderdeel gebruikte literatuur volgende pagina